Nieuwe missie

  

Dr. Stefan Paas, onder meer universitair docent missionaire gemeente aan de vrijgemaakt-gereformeerde theologische universiteit in Kampen en in Ede, heeft bij het Beraad van Kerken in de Victory Outreach Church in Rotterdam, een inleiding gegeven over missie in Nederland. Zijn bijdrage had als titel ‘Kerk als minderheid’. We drukken hier de tekst integraal af.

Schets: de kerk is in Nederland van een nationale identiteit geworden tot een subcultuur. Dat zie je op allerlei manieren:
·         getalsmatig: hoewel de ontkerkelijking onder jongeren tot stilstand lijkt te komen, gaat het aantal kerkleden nog steeds achteruit en ook de kerktrouw onder hen wordt kleiner
·         politiek: de kerken worden niet of nauwelijks gehoord. Het thema ‘religie’ is alleen op de agenda, omdat de islam lastig is, niet omdat kerken het weten te agenderen
·         maatschappelijk-cultureel: het christelijk verhaal is grotendeels onbekend geworden en de samenleving is sterk gepluraliseerd. Het christendom is nu één van de religies in Nederland
·         tegelijk is er sprake van vernieuwing en verandering binnen het christendom, tal van nieuwe initiatieven enz.

Uitdaging op verschillende fronten:

1. Ontwikkelen van een ‘minderheidstheologie’. Vrij en vrolijk aanvaarden van een plaats in de marge van de macht. Onze mindset moet anders worden. Accepteren van machteloosheid als een context voor theologie (‘de machthebbers van deze wereld hebben het kruis niet begrepen’ – Paulus). Onze sociale en machtspositie bepaalt mede hoe we het Evangelie zien en alles wijst erop dat een plek in het machtscentrum van de cultuur die blik vertroebelt. Accepteren dat we Nederland niet hoeven te redden, niet overal verantwoordelijkheid voor hoeven te nemen.

Dat is ook een broedplaats voor creativiteit. Theo Sundermeier: ‘We staan niet onder de dwang dat we de hele wereld moeten veranderen of zelfs christelijk moeten maken. Als de tirannie ontbreekt om de volheid te moeten presteren, worden vrije ruimten geschapen voor dat wat dichtbij ligt. Vrije ruimten voor spontaniteit en creativiteit. Er ontstaan ruimten van vrijheid, om daar het charisma in te zetten dat de Geest schenkt aan mensen van deze tijd. Zo kunnen we ons inzetten voor de opdracht die aan dit bepaalde instituut of aan deze locale kerk is gegeven. Niet globalisering is het thema, maar plaatselijke inzet, die volgt op het werk van God…’

2. Van Maintenance / Revival naar Mission. Allerlei kerken (oudere en nieuwere / evangelische) werken met paradigma’s die gebonden zijn aan een voorbije tijd: de tijd van (nominaal) christendom. Daarin ging het om ‘de boel bij elkaar houden’ (maintenance) of ‘een opwekking verwachten’ (revival). Wij moeten in onze tijd zoeken naar een werkelijk zendings-paradigma. Dit kan niet langer uitgaan van de aanwezigheid van christelijke restanten in onze cultuur. Je kunt mensen niet langer ‘nog ergens op aanspreken’. Dit betekent dat we werkelijk nieuwe verwoordingen moeten vinden, nieuwe vormgevingen van het goede nieuws.

3. Overwinnen van oude tegenstellingen. Ik denk vooral aan die tussen evangelisatie en sociale actie (evangelicals en ecumenicals). Op dat punt zie ik verheugende ontwikkelingen. Holistische missie à ‘five marks of global mission’ (evangelisatie, discipelschap, dienstbaarheid, maatschappelijke actie, ecologie). 

4. Hiermee hangt samen: het ontwikkelen van een onderscheidende spiritualiteit, die ons geschikt maakt voor deze holistische missie. Kerk als sportschool, karaktervorming (in evenwicht houden met openheid en vragen). Toegespitst op bijbellezen. In onze westerse cultuur hebben we ons eenzijdig gericht op ‘informatief’ bijbellezen. We concentreerden ons op de vragen van historie, bronnen, redacties enz. We kwamen steeds meer te weten over (het ontstaan van) de tekst. Maar wat we nodig hebben is ’transformatief’ bijbellezen: zo lezen van de Schrift dat hij ons verandert in mensen voor wie missie geen plicht is maar een vreugde. In onze tijd moeten we samen zoeken naar manieren om zo de Bijbel te lezen. Hoe kunnen wij vreugdevoller, nederiger, dienstbaarder, soberder enz. worden? We zullen merken dat we de Bijbel anders en met meer diepgang en enthousiasme gaan lezen als we dit doen vanuit de ervaring van concrete missie in onze omgeving. De Bijbel is een script om uit te voeren.

5. Ruim baan geven aan creatieve marges. Leiderschap in het centrum versoepelen en leiderschap in de marge activeren. Wees blij met spontane initiatieven, faciliteer die met geld en opleidingen. Ik denk hier aan allerlei opkomende bewegingen, zoals kerkplanting, emerging church, new monasticism (intentionele bewegingen), urban expression, e.d. Laat de teugels vieren als kerkverbanden om zo flexibeler om te kunnen gaan met maatschappelijke ontwikkelingen. Wij kunnen vernieuwingen niet organiseren of voorspellen (anders zouden het ook geen echte vernieuwingen zijn), maar we kunnen onze structuren wel zo inrichten dat ze adaptiever worden.

6. Verzet tegen het nuttigheidsparadigma. In de moderne tijd moet de kerk voortdurend haar ‘nut’ bewijzen in termen van economisch, sociaal, politiek, maatschappelijk rendement (sociaal kapitaal, vrijwilligerswerk enz.). We moeten dat weigeren. Teveel willen gelovigen bewijzen dat zij nuttig zijn – en dat daarmee hun bestaan gerechtvaardigd is. Ook in de zendingsbeweging gebeurde dit vaak: zending werd gerechtvaardigd met een beroep op de beschaving die aantoonbaar gebracht werd, of de ontwikkelingshulp waarmee het gepaard ging. Hiermee verwarren we het wezen van de kerk met haar functie. Missie is haar wezen en dat levert soms nuttige resultaten op in het oog van de wereld – maar soms ook niet. De kerk moet dit alles doen, niet omdat het nuttig is, maar omdat zij zonder missie geen bestaansrecht heeft.  Licht dat niet op een standaard staat, heeft geen betekenis. Zout dat smakeloos is, wordt weggeworpen.

7. Verstandig omgaan met andere minderheden, vooral de islam. Dit heeft twee aspecten: globaal en nationaal. Globaal moeten we ons realiseren dat we als westerse christenen een religieuze minderheid zijn in een seculier werelddeel dat op zichzelf weer een uitzonderingspositie inneemt in een religieuze wereld. Anders gezegd: wij zijn de voorposten van een zeer religieuze wereld in een seculiere samenleving. Christenen in Nederland zouden zich moeten bezinnen op de vraag wat dit betekent: hebben wij een hermeneutische rol? Zo ja, dan zullen we ook moeten samenwerken, zeker met migrantenchristenen. Hen schamper wegzetten als ‘mensen die de Verlichting nog niet hebben meegemaakt’ betekent dat we onze rol als bemiddelaars niet op ons willen nemen. Westerse christenen hebben op dit punt vaak een probleem gehad: veel spreken over ‘de armen’, maar hun religie verachten.

Nationaal: onder druk van het overheidsbeleid zijn er twee verleidingen: (a) verschillen uitwissen onder het etiket ‘religie’ (alle religies willen vrede / keerzijde: alle religies zijn één pot nat), om zo solidair te zijn, (b) je voor het karretje van de ‘joods-christelijke’ cultuur laten spannen om zo de vreemdelingen eruit te werken. Maar het christelijk geloof is geboren in de Incarnatie: God die als vreemdeling ter wereld kwam en niet gewenst was.

Christenen moeten opkomen voor de rechten van hun islamitische medeburgers en mogen tegelijk heel duidelijk maken dat er fundamentele verschillen zijn. In het gesprek met anderen de spanning handhaven tussen ‘dialoog’ en ‘missie’. Een dialoog zonder missionaire spanning maakt het christen-zijn onzichtbaar en is niets anders dan verloochening van je identiteit. Uiteindelijk levert dat ook weinig respect op in de dialoog. Uiteraard is een missie zonder dialoog ook niet de bedoeling; dat is puur fundamentalisme. Maar een christen is in dialoog met andere religies met meer bezig dan met het uitwisselen van informatie. Het appèl om te reageren op Gods uitnodiging in Jezus Christus kan niet verzwegen worden.