Waar ging het ons om?

In de pers kwam een discussie op gang over de contacten van christenen met moslims. Bij het bureau van de Raad van Kerken kwamen verschillende reacties binnen, omdat de Raad via de Beraadgroep Interreligieuze Ontmoeting het gesprek zoekt met moslims en via bilaterale contacten probeert de cohesie in de samenleving te bevorderen. Stond de initiatiefnemers een andere lijn voor ogen? Hoe werkt zo’n brief uit, met de Protestantse Kerk in Nederland die toewerkt naar een officiële rapportage? Vier van de briefschrijvers waren bereid op deze vragen in te gaan. Hebe Kohlbrugge, Piet van Veldhuizen, Hans Kronenburg en Henk Stolk schrijven het volgende:

‘Graag willen wij kort reageren op enkele bij de Raad van Kerken binnengekomen vragen naar aanleiding van onze brief over de dialoog met moslims. Om te beginnen onze motieven: wat bezielt ons? Haat? Angst? Nee, in tegendeel: we willen niets liever dan dat het met de moslims in ons land tot een intensief, open en eerlijk gesprek komt. We hebben onze brief echter niet direct aan de islamitische gemeenschap of aan de Nederlandse samenleving in het algemeen gericht, maar aan de synode van de PKN, omdat die aan haar dienstenorganisatie opdracht heeft gegeven een nota over dit onderwerp te schrijven. We hopen daarmee bij te dragen aan de gedachtevorming in onze kerk ten aanzien van de punten  die naar ons inzicht op de agenda zouden moeten komen, wil een gesprek met de moslims zinvol zijn. Want in dat gesprek mogen en kunnen we niet in algemeenheden of plichtplegingen blijven steken, daar is het te belangrijk voor. Het zal erom gaan dat beide gesprekspartners tevoren van elkaar weten wat ze de ander willen vragen of vertellen. Dat voorkomt achterdocht en zoeken naar verborgen agenda’s. 

Sommigen hebben uit onze brief afgeleid dat wij het gesprek met de islam op een zacht pitje willen zetten, of liever nog: ieder contact met moslims willen mijden. Niets is minder waar – al werd dat in het dagblad Trouw wel gesuggereerd doordat bij het artikel over onze brief een foto geplaatst was van een iftarmaaltijd en in het artikel zelf stond te lezen dat wij een dergelijke maaltijd ‘niet zonder risico’s’ zouden vinden. Wij vinden dat tendentieuze journalistiek en willen daarom nog eens nadrukkelijk onderstrepen dat wij het heel belangrijk vinden dat christenen veel energie steken in het onderhouden van banden van goed nabuurschap met moslims en hun organisaties. Vooral in tijden van crisis is het van cruciaal belang dat we elkaar over en weer kennen en weten dat we als mensen op elkaar kunnen rekenen. Geloofsverschillen vallen dan weg.

Een tweede briefschrijver is van mening dat het juist goed is om de verschillen tussen islam en christendom te benoemen, want als je zelf je eigenheid niet benoemt, dwing je de ander dat ook niet doen. En dat is juist kwalijk. Wij zijn het daar van harte mee eens. En we beroepen ons daarvoor op de Britse opperrabbijn Jonathan Sacks, die in zijn  boek The Dignity of  Difference [1] stelt dat we als vertegenwoordigers van de diverse tradities aan elkaar verplicht zijn om het beste van onze traditie aan de ander voor te leggen – dat zal het gesprek alleen maar verrijken. Vergelijk het met een mozaïek: dat is het aanzien alleen waard als de scherven niet proberen hun kleur te mengen tot een gemiddeld grijs, maar juist proberen hun eigen kleur zo goed mogelijk te doen uitkomen. Daarbij moet dan wel worden aangetekend dat het benadrukken van de verschillen niet bedoeld is om de ander te veroordelen – integendeel: juist wat het verschil uitmaakt is kostbaar en door daarover met elkaar in gesprek te gaan worden wij allen rijker. Door in te brengen wat voor onszelf kostbaar is zullen we ook oog krijgen voor wat voor de ander kostbaar is en zullen we ook kritisch gaan kijken naar onze eigen kleur en wat er onzuiver in is verwijderen.

Een derde briefschrijver vraagt zich af hoe onze brief  kerkpolitiek zal uitwerken: zal de inhoud ervan niet geassocieerd worden met het gedachtegoed van allerlei groepen in en buiten de kerk  (behoudende kerkleden, anti-islamisten en Wilders-achtigen), waar we in het geheel niet mee geannexeerd willen worden? Dat risico lopen we inderdaad, maar dat geldt van alles wat over dit gevoelige onderwerp geschreven wordt: iedereen kan overal mee aan de haal gaan. We kunnen alleen maar hopen dat  de welwillende lezer, kerklid of niet, er een eerlijk getuigenis in herkent van christenen die zich zorgen maken over een al te gemakkelijke (en dus oneerlijke) consensus tussen christendom en islam. En voor het overige zijn we er alleen maar blij mee dat mensen uit heel verschillende hoeken van de PKN, ‘van Jan van der Graaf tot Nico ter Linden’ de brief ondertekend hebben. Sommigen, onder meer de roomskatholieke hoofdredacteur van Volzin, zagen daar een soort protestants monsterverbond in tegen de islam. Maar wij zeggen: zo zit onze kerk dus in elkaar: als het er op aan komt (en het komt er op aan in het gesprek met de islam!), vallen allerlei traditionele verschillen weg en herkennen we elkaar in het belijden van de unieke Naam van Israëls God, die in Christus tot ons is gekomen om joden en heidenen, christenen en moslims tot heil te zijn.

Tenslotte was er de vraag, hoe wij aankijken tegen het beleid van de Raad van Kerken en de manier waarop deze zich inzet om de 1 miljoen moslims met de christenen in ons land in contact te brengen. Dat lijkt ons, zoals uit het bovenstaande moge blijken, alleen maar goed en nodig. Of we willen of niet, we zullen met elkaar moeten leren samenleven. En het platform van de Raad van Kerken kan daarbij goede diensten bewijzen: op sociaal en maatschappelijk gebied valt er een wereld te winnen aan wederzijdse verrijking, oprechte dienstvaardigheid en onderling begrip, zowel tussen christenen onderling als tussen christenen en moslims. Daarom hebben wij er ook geen moeite mee, wanneer de Raad  een ramadangroet stuurt ‘aan onze geachte moslimvrienden’ – als dat dan ook maar gebeurt wanneer b.v. de joden en de hindoes hun grote feesten vieren. Wel zouden we soms in de theologisch-inhoudelijke teksten van de Raad wat duidelijker de toon van het bijbels getuigenis willen horen doorklinken, maar dan wel, zoals Henk Vroom op deze website schreef, ‘op de toonhoogte van vrede en nedrigheid – anders verkondigen we een ander evangelie en zaaien we haat’. Dat laatste willen we zeker niet. Maar wanneer wij als christenen weigeren om de moslims in ons land uit te dagen tot een gesprek over wat voor ons het hart van de bijbelse boodschap is – wie zal het dan doen?

4 oktober 2009, op de gedenkdag van Sint Franciscus

Hebe Kohlbrugge
Piet van Veldhuizen
Hans Kronenburg
Henk Stolk

Foto:
Hans Kronenburg (rechts) in gesprek met de voorzitter van de Katholieke Vereniging voor Oecumene, Henk van Doorn
Hebe Kohlbrugge (onder)


[1] Jonathan Sacks, The Dignity of Difference, Continuum 2002. Ned. uitgave: Leven met verschil (vertaling Piet van Veldhuizen), Meinema 2005.