Eijk eert oecumenische pioniers

Nederland heeft twee grote pioniers voortgebracht in de oecumene. Ze zijn in hun tijd niet altijd begrepen. Laten we de erfenis van deze pioniers niet veronachtzamen. Woorden van deze strekking sprak aartsbisschop Wim Eijk zaterdag 5 september tijdens een oecumenische viering in de rooms-katholieke kerk van Utrecht. 

Met de viering werd de vierdaagse conferentie over kardinaal Johannes Willebrands afgesloten. Eijk doelde dan ook op Willebrands als rooms-katholieke pionier en op Willem Visser ’t Hooft als protestantse pionier. Hij vertelde verder hoe hij zelf in de jaren vijftig opgroeide in de regio Amsterdam. Leerlingen van zijn rooms-katholieke school en leerlingen van de protestantse school in de buurt scholden elkaar uit. Ze beleefden het als een gave van de Heilige Geest dat nog geen tien jaar later het oecumenisch klimaat sterk verbeterde. 

Ondertussen, zo schilderde Eijk de actuele situatie, interesseren jongeren zich niet meer voor oecumene. De kerk als instituut vindt weinig weerklank bij de jonge generatie. Dat mag er niet toe leiden, zei de aartsbisschop, dat onze inzet voor de oecumene verslapt. Hij wees op het gebod van Christus in het hogepriesterlijk gebed en op de toespraak van paus Benedictus in de Sixtijnse Kapel voor de kardinalen in 2005. ‘Onze gescheidenheid schaadt het getuigenis’. 

De aartsbisschop stelde vervolgens de vraag hoe de eenheid hersteld zou kunnen worden. Hij noemde de eenheid een gift van God. En hij prees de week van gebed om eenheid aan als moment waarop om die eenheid gevraagd mag worden. Het gebed om eenheid mag zich daartoe niet beperken, aldus Eijk, maar dient dagelijks plaats te vinden. Hij riep verder op nauwkeurig naar de Heilige Geest te luisteren en als christenen mee te werken aan datgene wat de Geest in dezen vraagt. 

Kasper
Eerder op de dag had kardinaal Walter Kasper, voorzitter van de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de christelijke eenheid, een bijdrage geleverd aan de studieconferentie. Hij ging in op de erfenis van kardinaal Willebrands en op de toekomst van de oecumene. Hij refereerde aan het werk van Willebrands in de jaren vijftig tot tachtig, in zekere zin de bloeitijd van de oecumene. Hij noemde ook de crisis die vanaf 1989 zijn intrede deed. En hij bracht de huidige periode onder de noemer van de hoop. 

De periode na de tweede wereldoorlog kenmerkt zich door het verlangen naar saamhorigheid en het uitbouwen van netwerken van vrede. Willebrands diende de kerk daarin op een cruciaal moment. Hij stond aan de wortel van de Raad voor de Bevordering van de christelijke eenheid. Hij had belangrijke inbreng in het tweede Vaticaans Concilie. En hij startte talloze bilaterale gesprekken, van de Rooms-Katholieke Kerk met respectievelijk Orthodoxen, Anglicanen, Pentecostals, Evangelicalen, Baptisten. 

Het jaar 1989 vormde een breuklijn. Willebrands trad terug. Het was tegelijk het jaar van de val van de muur. Er kwam een einde aan de koude oorlog. Het zou de dialoog eenvoudiger moeten maken, maar in de praktijk was dat niet zo, vertelde Kasper. De oude angst dat andere kerken proselieten zouden willen maken stak de kop op. En het bleek lastig draagvlak te krijgen onder overeenstemmingen tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerken. 

Er waren positieve mijlpalen, zoals de overeenstemming over de rechtvaardiging met de lutheranen. Maar tegelijk zei Kasper neemt de pluriformiteit binnen de Protestantse Kerken toe, waardoor de dialoog moeizamer wordt. De groei van de Pentecostals intensiveert deze tendens. 

Kasper ging uitgebreid in op het decreet Unitatis Redintegratio. Willebrands was destijds een van de auteurs. Het decreet voorzag in een nieuwe koers en vertegenwoordigde een doorbraak voor de Rooms-Katholieke Kerk, aldus Kasper. Het decreet sprak over de andere christenen niet in termen van ‘anathema’, maar in termen van ‘dialoog’. Dialoog was en is niet bedoeld als middel tot een afgezwakt diplomatiek compromis. Unitatis redintegratio wijst er op dat dialoog gesprek, vernieuwing en hervorming veronderstelt.
 
Kasper herinnerde er aan, dat de Rooms-Katholieke Kerk de oecumene een ‘onomkeerbaar proces’ heeft genoemd. Hij vertelde dat de liefdadigheid een basis is voor oecumene. ‘Oecumene is geen politiek program, het is niet het delen van ideeën, het is het delen van gaven’. Hij stelde vervolgens de vraag hoe er progressie gemaakt kan worden in de oecumene. Hij noemde als antwoord: de spirituele oecumene. ‘Het is een graankorrel die we steeds meer ontdekken’. Kasper noemde tenslotte de receptie aan het grondvlak van de bereikte resultaten erg belangrijk. En hij somde een serie activiteiten op die in 2010 op de rol staan; van het 50-jarig jubileum van de Raad voor de Bevordering van de Eenheid tot de tweede oecumenische kerkendagen in München.

Wandelgangen
De reacties in de wandelgangen waren divers. Unaniem was men in de waardering voor de studiedagen. Men noemde het belang om niet alleen de thema’s van Willebrands vast te houden, maar ook zijn positieve grondhouding. Er moet geen breuk ontstaan in de oecumenische geschiedenis, waarbij men zou kunnen teruggrijpen op een periode van voor het tweede Vaticaans Concilie. Iemand uit het bisdom Utrecht benadrukte dat de teksten in de liturgie aanknopingspunten bieden om het tot nu toe terughoudende beleid in de kerk oecumenisch uit te bouwen.

Fotobijschriften:
Kardinaal Kasper in Utrecht
Onder: kardinaalsgewaad van kardinaal Willebrands in een vitrine in het Catharijne Convent