Beleidsplan 2007 – 2011

MET OPEN OGEN EN EEN WARM HART ONDERWEG

Beleidsplan van de Raad van Kerken in Nederland voor de jaren 2007-2011

“Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’ Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen”(Luc. 24:30-33).

De context van dit plan

De kerkelijke wereld in ons land bevindt zich in een overgangsfase. Veel van oudsher gevestigde kerken verliezen leden en invloed, migrantenkerken en evangelicale groepen groeien daarentegen; de oecumenische beweging ziet zich geconfronteerd met vergrijzing en gebrek aan vernieuwing, terwijl tegelijkertijd verschillende nieuwe initiatieven en nieuwe bewegingen opkomen. Wat jarenlang vanzelfsprekend was, is dat dikwijls niet langer. Ook de samenleving is voortdurend in beweging, internationale ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor ons land en het Europese continent. In deze context van verandering en het zoeken naar nieuwe wegen hoopt de Raad van Kerken in Nederland in 2008 zijn veertigjarig jubileum te vieren. Een goed moment om de balans op te maken van de afgelopen decennia, te leren van ervaringen uit het verleden, voort te bouwen op het goede dat bereikt is, maar ook te zien waar nieuwe uitdagingen en kansen liggen voor de komende jaren.

De oecumenische beweging wordt wel vergeleken met een pelgrimstocht. Een tocht zoals die van de twee leerlingen die naar Emmaüs onderweg waren (Lucas 24: 13-35). Zo’n tocht vraagt om open ogen en een warm hart. Open ogen om te zien waarheen de weg leidt en wie onze medereisgenoten zijn; een warm hart voor Hem die onze gids is op de tocht en ons inspireert om naar anderen toe te gaan. Zo kan het vertrouwen groeien dat de tocht niet doodloopt, maar –  misschien langs onverwachte wegen – doorgaat tot de bestemming eens wordt bereikt.

Dit beleidsplan is de vrucht van de inbreng van zeer velen die zich in de afgelopen maanden hebben uitgesproken over de koers van de Raad van Kerken in de komende jaren. Twee elementen kwamen steeds naar voren: het belang van missionaire presentie, hetgeen vraagt om open ogen voor de kansen om in woord en daad te getuigen van Gods heil voor mensen, en de behoefte aan spiritualiteit, het warme hart dat mensen naar God en elkaar doet omzien en hen gaande houdt. Vanuit de ervaring dat God eerst naar ons mensen heeft omgezien.

Waar de tocht uiteindelijk heen zal leiden is nu nog niet volledig duidelijk, maar het is belangrijk samen op weg te gaan in het vertrouwen dat al gaande de weg gevonden wordt. En dat het de heilige Geest is die de oecumenische beweging aanjaagt.

In wat volgt wordt, zonder de pretentie van volledigheid, de maatschappelijke en religieuze context geschetst,

waarbinnen de Raad van Kerken zijn activiteiten wil ontplooien.

a.       Maatschappelijke context

De Raad van Kerken en zijn lidkerken functioneren in een bepaalde maatschappelijke context. Het is niet eenvoudig om de ontwikkelingen in die context kort te beschrijven. Want van veel tendensen valt ook het tegengestelde in enigerlei mate waar te nemen. Er is sprake van een toenemende individualisering, maar tegelijkertijd ontstaan ook nieuwe vormen van vrijwilligerswerk en zorg voor anderen, zoals in buddy- en maatjesprojecten. Er is sprake van een groeiende globalisering, maar tegelijkertijd komt er meer aandacht voor de eigen cultuur, taal en producten van bepaalde plaatsen en streken. De gevestigde kerken blijven leden verliezen, maar migrantenkerken en sommige evangelicale gemeenschappen en pinkstergemeenschappen groeien en er is bij velen een toenemende interesse voor spiritualiteit en zingeving. Veel mensen, onder wie veel jongeren, zijn op zoek naar identiteit, authenticiteit en zin.

Bij alle noodzakelijke nuanceringen vallen toch wel enkele kenmerken van de huidige tijd aan te geven. Economische en culturele globalisering doen beseffen dat de wereld voor een deel van haar bevolking een dorp is geworden. Fysieke grenzen tellen niet meer voor kapitaal, voor veel goederen en voor mensen met bepaalde nationaliteiten en voldoende middelen. Migratie is een wereldwijd verschijnsel, zowel binnen landen met een voortdurende trek naar de steden en een toenemende verstedelijking als gevolg, als van het arme zuiden naar het rijke noorden in de wereld. Veel burgers in de rijke landen voelen hun bevoorrechte positie onder druk staan en zijn onzeker over de toekomst. De door regeringen beoogde ombuigingen van de sociale zekerheidssystemen stuiten op tegenwerking en protesten. De dreiging van internationaal terrorisme en sommige maatregelen ter bestrijding ervan dragen bij aan de gevoelens van onzekerheid en angst. De opkomst van fundamentalistische stromingen baart velen zorgen. Terwijl Nederlanders zelf volgens recente SCP-rapporten tevreden zijn met hun eigen leven, maken ze zich zorgen over dat van mensen elders in de wereld en over de toekomst. De maatschappelijke onvrede die Pim Fortuyn wist te mobiliseren, is echter niet verdwenen, eerder diffuus geworden, nu er geen duidelijk maatschappelijk of politiek kanaal voor die onvrede is. De moord op Theo van Gogh verscherpte de tegenstellingen tussen hen die assimilatie van nieuwkomers vragen en een multiculturele samenleving als gevaarlijk zien, en zij, die juist pleiten voor integratie als wederkerig proces dat ruimte laat voor de culturele eigenheid van ieder lid van de samenleving. Voor beide groepen geldt dat vragen naar de Nederlandse identiteit een dringend antwoord behoeven, hetgeen door het voortgaande proces van Europese integratie nog versterkt wordt. Ook ‘Europa’ roept vragen op naar de plaats van Nederland in het grotere geheel van Europa en naar de Nederlandse identiteit. En de plaats van het rijke en welvarende Europa in de wereld, als grootmacht naast de Verenigde Staten, impliceert een grote medeverantwoordelijkheid voor het (gebrek aan) welzijn van andere delen van de wereld, waar armoede en voortijdige dood onuitroeibaar lijken.

Al met al heerst een besef van kwetsbaarheid: terwijl mensen geacht worden zelf verantwoordelijk te zijn voor eigen leven en geluk, en in toenemende mate zelfredzaam moeten zijn, blijken een mensenleven en de samenleving als geheel minder maakbaar dan gedacht. Veiligheid wordt geëist en beloofd, maar het leven blijkt hachelijk. Er lijkt een onvermogen te bestaan om zinvol om te gaan met het menselijk tekort en de menselijke kwetsbaarheid. In dit verband is het goed dat de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in 2006 ‘genade en vernieuwing’ als thema had: God, in your grace, transform the world.

b.      De religieuze en kerkelijke  context

Religie vormt voor velen een houvast en baken. Zij biedt mensen identiteit, vaak ook gemeenschap en draagt bij aan sociale cohesie. Echter, terwijl elders in de wereld kerken en geloofsgemeenschappen groeien, gaat in West-Europa de secularisering onverminderd door. Maar traditionele theorieën om het ontstaan ervan te verklaren blijken niet houdbaar. En zelfs in het geseculariseerde Nederland komen religie en spiritualiteit weer op allerlei manieren naar voren. Soms tot verbijstering van delen van de culturele en politieke elite waar sommigen in een doorgeslagen Verlichtingsfundamentalisme religie tot anachronisme en absurditeit hadden verklaard. Over God wordt weer veel geschreven en gesproken. Maar de belangstelling voor religie en spiritualiteit staat onder het voorteken van de individualisering en beweegt zich goeddeels buiten de kaders van de georganiseerde religie. Mensen zijn wel religieus, maar niet meer in georganiseerd verband; vormen van ‘soloreligiositeit’ lijken de voorkeur te genieten.

Ook het religieuze landschap in ons land heeft zich gewijzigd. De zichtbare presentie van de islam heeft de discussie over de rol en de positie van geïnstitutionaliseerde religie in de publieke ruimte opnieuw doen oplaaien. Samen met het CIO houdt de Raad zich bezig met de vraag, hoe de kerken in ons land zichtbaar en relevant kunnen zijn.

Ook de meer specifiek kerkelijke context is in de afgelopen jaren aanzienlijk veranderd. Met de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland ontstond een situatie waarin twee hele grote kerken bestaan naast tal van (zeer) kleine kerken en geloofsgemeenschappen. De onderlinge verhoudingen tussen de kerken zijn er ongewild door veranderd. Het voortgaand ledenverlies en een stagnatie en soms daling van inkomsten leiden zowel op lokaal, provinciaal en diocesaan, als op landelijk niveau tot inkrimpingen en saneringen. Verscheidene kerkelijke en oecumenische organisaties zijn gefuseerd of opgeheven. Bij een groeiende behoefte aan professionalisering in de kerken vindt er een daling plaats van het aantal deskundige adviseurs en gespecialiseerde medewerk(st)ers die aan die professionalisering kunnen bijdragen. Steeds meer werk wordt gedaan door vrijwilligers, die vaak overbelast zijn. Voor krimpende gemeenten en parochies is oecumenisch werk dan vaak net een brug te ver. Lokale raden van kerken vergrijzen, evenals veel gemeenten en parochies. Tegelijkertijd zijn er op tal van plaatsen inspirerende initiatieven, die echter de negatieve tendens niet kunnen keren. Het is voor de Raad en zijn lidkerken een geweldige uitdaging jongeren te bereiken en kerk te zijn op een manier die jongeren aanspreekt. Volgens godsdienstsociologen zullen de kerken veel meer maatwerk moeten leveren, willen ze de geïndividualiseerde en zeer verschillende gelovigen nog zinvol bereiken. De vraag is hoe dat kan met een steeds kleiner kader.

Fundamentele kwesties met betrekking tot de oecumenische beweging – waar beweegt zij naartoe, wat drijft haar, wie zijn er de dragers van, de spanning tussen beweging en institutie – blijven om bezinning en antwoord vragen. De oecumenische samenwerking lijkt over het hoogtepunt heen. Op verscheidene plaatsen worden oecumenische initiatieven teruggedraaid door verantwoordelijke leidinggevenden, dan wel bloeden ze dood bij gebrek aan nieuwe betrokkenen. Voor andere kerken en christenen blijft alleen al het woord ‘oecumene’ een drempel die lastig over te gaan is. De relaties met de groeiende evangelicale en pinkstergemeenschappen in ons land worden wel intensiever, maar er is nog een lange weg te gaan naar een grotere gemeenschappelijkheid.

Voor veel jongeren zijn de grenzen tussen denominaties irrelevant geworden; zij zoeken hun heil op die plaatsen waar ze zich aangesproken en erkend voelen. Voor de toekomst van de oecumenische beweging is het van vitaal belang dat zij erbij betrokken worden. In de laatste decennia heeft zich naast de meer formele oecumene van de instituten ook een meer informele oecumene, een ‘oecumene van het hart’, ontwikkeld waardoor gelovigen uit verschillende kerken en bewegingen elkaar als medepelgrims herkennen. Bewegingen als de Focolarebeweging, bewegingen rond Taizé en Iona, weten gelovigen uit verschillende kerken samen te brengen en te inspireren. Deze ontwikkeling roept het ontstaan van de oecumenische beweging in het begin van de 20e eeuw in herinnering, toen ook ‘gewone gelovigen’ het voortouw namen.

Ook het belangrijkste oecumenische document uit de recente Europese geschiedenis, de Charta Oecumenica, dankt zijn ontstaan aan een oproep van velen tijdens de Tweede Europese Oecumenische Assemblee in Graz in 1997. Dit ‘Handvest voor groeiende samenwerking van de kerken in Europa’ verwoordt de ambitie, ja zelfs de verplichting, ‘op alle niveaus van het kerkelijk leven gezamenlijk te handelen indien de voorwaarden aanwezig zijn en er geen redenen van geloof of grotere doelmatigheid daartegen spreken’. Met de symbolische ondertekening van de Charta tijdens de Oecumenelezing 2002 in Utrecht onderstreepten nagenoeg alle Nederlandse lidkerken hun betrokkenheid bij en inzet voor de oecumene. In het hier gepresenteerde beleidsplan zullen verschillende van de in de Charta geformuleerde verplichtingen worden omgezet in concreet beleid om daarmee de oecumenische beweging een nieuwe impuls te geven. 

Nieuwe impulsen komen er ook van migrantenkerken en allochtonenparochies in ons land. Deze kerken groeien vaak snel en bij verscheidene ervan valt een toenemende interesse in de Nederlandse samenleving waar te nemen. Zeker naarmate men langer in Nederland is en beter geworteld raakt. Reeds nu zijn enkele kerken met overwegend migranten lid van de Raad. Het is niet ondenkbaar dat op afzienbare termijn enkele andere migrantenkerken het lidmaatschap van de Raad van Kerken zullen aanvragen. Dit zal gevolgen (moeten) hebben voor de agenda en werkwijze van de Raad.

Ook de relaties met vertegenwoordigers en aanhangers van andere religies worden steeds belangrijker. Goede relaties tussen vertegenwoordigers van de verschillende religies in ons land zijn van groot belang in tijden waarin spanningen tussen bevolkingsgroepen al dan niet terecht gekoppeld worden aan religies. Maar ook vanwege de interreligieuze dialoog en het gezamenlijk belang van zichtbaarheid in de Nederlandse samenleving zijn goede relaties belangrijk. De overheid zal voor de uitvoering van delen van het beleid (Wet maatschappelijke ondersteuning, integratie en maatschappelijke binding, e.d.) de kerken nodig hebben, al is de bereidheid om de maatschappelijke activiteiten van kerken te financieren eerder af- dan toegenomen. De bijdrage van kerken op het terrein van zingeving en spiritualiteit en aan de bezinning rond ethische vragen zal zeker van belang blijven. De kunst zal zijn deze bijdrage toegankelijk te maken voor grote groepen (potentieel) geïnteresseerde mensen. Missionaire presentie is voor alle kerken een uiterst urgente prioriteit en vraagt om maatwerk en een vernieuwende aanpak. De ingang via kunst en cultuur kon wel eens perspectief bieden in het bereiken van mensen die van huis uit niet kerkelijk zijn. De aandacht voor de Nieuwe Bijbelvertaling laat zien dat hier zeker kansen liggen.

Belangrijk is te beseffen dat in een geseculariseerde en pluriforme samenleving het kerkelijk spreken en handelen alleen geloofwaardig is, als dit in grote gezamenlijkheid en goede onderlinge samenwerking geschiedt. In een multiculturele en multireligieuze samenleving worden de verschillen tussen christenen onderling relatief steeds kleiner. Het grote publiek maakt nauwelijks onderscheid tussen de verschillende kerken. Positieve publiciteit voor een bepaalde kerk straalt op alle andere af; komt een kerk negatief in het nieuws, dan lijden ook andere kerken eronder.

I.                DOELSTELLING EN TAAK VAN DE RAAD

 

1.     De doelstelling en taak van de Raad van Kerken in Nederland

De Preambule van de Statuten karakteriseert de Raad als volgt:

“De Raad van Kerken in Nederland is een verbond (fellowship) van kerken, die de Heer Jezus Christus als God en Heiland belijden overeenkomstig de Schriften en die er daarom naar streven samen hun gemeenschappelijke roeping te vervullen tot eer van de ene God, Vader, Zoon en Heilige Geest.”

In artikel 1 worden de taken van de Raad als volgt geformuleerd:

“De Raad heeft inzonderheid tot taak:

a.               zich te beraden over de eenheid van de kerken in vieren, getuigen en dienen en aan deze eenheid vorm te geven door het initiëren en bevorderen van al datgene wat alle of sommigen kerken die aan de Raad deelnemen, gezamenlijk kunnen doen;

b.               zich te bezinnen op vragen aangaande christelijk geloof, kerk en samenleving, en het bevorderen van de bezinning dienaangaande in de kerken;

c.               tenminste eenmaal per jaar een breed oecumenisch beraad te beleggen in samenwerking met andere kerken en gemeenschappen van kerken, oecumenische organisaties en vertegenwoordigingen van lokale en provinciale oecumene. De uitkomsten van dit beraad zijn mede bepalend voor de uitvoering van de taken, genoemd onder a. en b.

De Raad zoekt deze doelstellingen te realiseren vanuit drie basale christelijke houdingen: met het geloof dat bergen verzet, met de hoop die tegen alle defaitisme doorzet, en met de liefde die de verhouding tot alle betrokkenen bepaalt. Bovendien realiseert de Raad zich dat de oecumene, verstaan als het samen optrekken van kerken met het oog op hun eenheid, een spiritueel avontuur is en dat dus wat de ‘spirituele oecumene’ genoemd wordt gecultiveerd dient te worden.

Bij het realiseren van zijn doelstellingen wil de Raad zich mede laten leiden door enkele richtingwijzende teksten uit de oecumenische beweging.  Daar is op de eerste plaats die van het Conciliair Proces, waarin het onder de drie programmatische sleutelwoorden Gerechtigheid, Vrede en Heelheid van de schepping gaat om het herstel van alle relaties, die tussen mensen onderling en die tot het geheel van de werkelijkheid als geschapen. En daar is vervolgens de Charta Oecumenica (2001), die enkele thema’s van het Conciliair Proces binnen de Europese context concretiseert en die door nagenoeg alle lidkerken van de Raad onderschreven wordt en ondertekend is.

II.              BELEIDSLIJNEN

 

2.     Twee beleidslijnen

In wat volgt worden twee beleidslijnen geformuleerd. Het zijn de twee grote terreinen waarop de Raad in de komende jaren activiteiten wil ontplooien. Zij volgen direct uit de Statuten van de Raad en zijn ook voor de komende jaren relevant..

a. Bevorderen van de oecumenische dialoog (CharOec 1, 5 en 6)

Het gaat om het bevorderen en intensiveren van de oecumenische dialoog tussen de lidkerken onderling en van de lidkerken met kerken en geloofsgemeenschappen die geen lid van de Raad zijn, zoals bijvoorbeeld evangelicale gemeenschappen en pinksterkerken, alsook met migrantenkerken en orthodoxe protestantse kerken. Jongeren(organisaties) worden nadrukkelijk uitgenodigd hun inbreng te geven en de agenda mede te bepalen. Impulsen en documenten uit de wereldoecumene worden vertaald naar de Nederlandse situatie. De dialoog met de cultuur wordt gezocht, waarbij de geestelijke rijkdom van de christelijke traditie en haar belang voor de wereld en de mensen van vandaag naar voren wordt gebracht. Ook blijft  bezinning op het doel van de oecumene en op de spanning tussen beweging en instituut nodig.

b. Bevorderen van de gezamenlijke dienst aan de samenleving (CharOec 8 en 9)

De Raad stimuleert en coördineert activiteiten waardoor de kerken in woord en daad proberen een bijdrage te leveren aan het welzijn van mensen in de samenleving, zowel door het bieden van bezinning en reflectie op verschillende ontwikkelingen in de samenleving als door het opkomen voor mensen in kwetsbare posities, in Nederland en zo mogelijk ook daarbuiten. Naast analyse van en bezinning op de grote ontwikkelingen in de wereld en in ons eigen land tegen de achtergrond van het Evangelie, gaat het ook om concrete activiteiten rond armoedebestrijding, vreemdelingenbeleid en integratie, schepping en milieu, en het bevorderen van vrede en tegengaan van geweld. Lokale raden van kerken, gemeenten en parochies zijn immers vaak juist op deze terreinen actief. 

In de reflectie op de dienst van de kerken aan de samenleving wordt gezocht naar een specifiek christelijke benadering en bij activiteiten en stellingnamen wordt aangegeven vanuit welke geloofsmotieven christenen zich inzetten.

Binnen dit beleidsterrein vraagt de interreligieuze ontmoeting speciale aandacht (CharOec 11 en 12). Voortbouwend op het gegroeide onderling vertrouwen stimuleert de Raad de mogelijkheden voor ontmoetingen met mensen van andere religies, zowel bilateraal als multilateraal. Naast het zoeken naar mogelijkheden om gezamenlijke activiteiten te ondernemen in de samenleving worden ook interreligieuze dialogen en multireligieuze bijeenkomsten bevorderd. Er is behoefte aan informatie over de verschillende religies, evenals aan mogelijkheden voor een openhartig gesprek tussen mensen van verschillende religies.

Vanwege de verwevenheid van religie en cultuur zijn bij ontmoeting en gesprek tussen mensen van verschillende religies veelal ook culturele verschillen in het geding. Een vruchtbare ontmoeting die met beide componenten rekening houdt is in het belang van de cohesie van de samenleving. In deze ontmoeting kunnen gevolgen voor de christelijke identiteit in een multireligieuze samenleving niet buiten beschouwing blijven.

In beide beleidslijnen speelt de vraag naar hoe kerken en geloofsgemeenschappen open en uitnodigend naar anderen kunnen zijn, de vraag naar missionaire presentie, een belangrijke rol. Want missionaire presentie is gediend met het geloofsgesprek tussen de kerken dat immers hun zichtbare eenheid beoogt; zij krijgt verder gestalte in een dienst aan de samenleving – onder meer in diaconie en caritas – waarvan de christelijke motivatie expliciet wordt verwoord; en tenslotte zijn de kerken ook daar missionair present waar in de ontmoeting met vertegenwoordigers van andere godsdiensten het christelijk getuigenis niet terugtreedt en in de dialoog met hen de eigen identiteit gestalte krijgt. Het ligt voor de hand dat, wanneer kerken missionaire initiatieven ontplooien, ze die met elkaar bespreken en zoveel mogelijk gezamenlijk uitvoeren. (CharOec 2).

III.            ORGANISATORISCHE UITWERKING

 

In dit beleidsplan wordt met de centrale beleidslijnen of -terreinen een algemeen kader aangegeven; binnen dit kader wordt per jaar een jaarplan gemaakt waarin preciezer wordt beschreven welk werk wordt aangevat of gecontinueerd. Daarbij wordt rekening gehouden met het gegeven dat het werk op den duur met een kleinere formatie zal moeten worden uitgevoerd, omdat de Raad in deze beleidsperiode aanzienlijk minder middelen ter beschikking staan dan eerder en deze gedurende deze periode nog verder zullen afnemen. Omdat de ervaring heeft uitgewezen dat de agenda van de Raad en van het secretariaat voortdurend worden belast met activiteiten die niet helemaal te voorzien zijn maar wel op de genoemde centrale beleidsterreinen liggen, wordt het jaarplan zo geschreven, dat steeds ongeveer 20% van de tijd voor deze activiteiten blijft uitgespaard.

3.  De plenaire Raad: ontmoeting en vieren, bezinnen en besturen

De  plenaire Raad is het platform waar vertegenwoordigers van de lidkerken elkaar ontmoeten, samen vieren en delen in elkaars spiritualiteit, zich gezamenlijk bezinnen  op onderwerpen uit kerk, theologie en samenleving, en het beleid en werk van de Raad op hoofdlijnen bepalen.

Zichtbare eenheid is niet alleen het doel dat de Raad voor ogen heeft en een taak waaraan hij werkt, hij geeft ook gestalte aan die eenheid, naar binnen en naar buiten. De Raad streeft naar een zo groot mogelijke mate van verbindend geloof en van gemeenschappelijk handelen op grond daarvan. De lidkerken van de Raad verplichten zich ertoe ‘op alle niveaus van het kerkelijk leven gezamenlijk te handelen indien de voorwaarden aanwezig zijn en er geen redenen van geloof of grotere doelmatigheid daartegen spreken'(CharOec 4).  De eenheid of gemeenschap is echter nog niet volkomen. Daarom bevordert of faciliteert de Raad niet alleen alles wat alle, maar ook wat slechts sommige kerken gezamenlijk kunnen doen (vgl. Statuten, art.1a). Er is de mogelijkheid tot het aangaan van ‘dynamische coalities’ met gelijkgezinden binnen de Raad alsook met derden buiten de Raad. Zo kan hij functioneren als een forum, waarin de deelnemende kerken niet bijeen zijn om elkaar te oordelen of te kritiseren, maar om naar elkaar te luisteren, van elkaar te leren en over en weer verantwoording aan elkaar af te leggen (in de terminologie van de Wereldraad van Kerken: ‘mutual accountability’).

De plenaire Raad komt zeven maal per jaar bijeen (reductie van drie op jaarbasis). Elke vergadering bestaat uit drie delen:

–        een korte viering, bij toerbeurt door een van de lidkerken te verzorgen,

–        een oecumenische dialoog: bezinning aan de hand van een inhoudelijk stuk,

–        een besluitvormend deel met ruimte voor huishoudelijke zaken en mededelingen en uitwisseling van informatie uit de lidkerken.

Een gezamenlijke lunch biedt gelegenheid voor verdere ontmoeting. In deze beleidsperiode zal een begin worden gemaakt met het werken met het in Porto Alegre geïntroduceerde consensusmodel. Met enige regelmaat wordt vergaderd in het huis van een van de aangesloten kerken om elkaar beter te leren kennen.

Om participatie mogelijk te maken van kerken en geloofsgemeenschappen waarvoor een formeel lidmaatschap niet mogelijk is, wordt in deze beleidsperiode zo spoedig mogelijk bezien of niet opnieuw het gastlidmaatschap moet wordeningevoerd. Dit geeft spreekrecht, maar geen stemrecht in de vergadering. Criteria moeten nader worden uitgewerkt. In dat kader moet ook worden bezien of aan koepels als SKIN en EA eventueel een gastlidmaatschap kan worden aangeboden.

Teneinde de oecumenische dialoog in breder verband te bevorderen, de relaties met de wijdere oecumenische beweging te onderhouden en de kwaliteit van de bezinning en besluitvorming in de plenaire Raad te versterken en met het oog op de samenhang van het werk van de Raad wonen de voorzitters van de beraadgroepen of hun secundi als vaste adviseur de plenaire vergaderingen bij. Gewone leden van beraadgroepen, vertegenwoordigers van projectgroepen, provinciale raden van kerken, (oecumenische) organisaties als Oikos, NZR/NMR, Oecumenische Vrouwen Synode, Justitia et Pax, e.d. zijn incidenteel welkom, wanneer zij een inhoudelijke bijdrage kunnen leveren.

Om een bredere oecumenische dialoog te bevorderen wordt actief gezocht naar mogelijkheden tot meer contact met (onder andere) de volgende gemeenschappen of koepels van gemeenschappen:

–        migrantenkerken, verenigd in Samen Kerk in Nederland (SKIN),

–        evangelicale en pinkstergemeenten, verenigd in de Evangelische Alliantie (EA) en de Vereniging van Pinkster- en Evangeliegemeenten (VPE),

–        orthodoxe protestantse kerken, verenigd in het Contact Orgaan der Gereformeerde Gezindte (COGG),

–        oecumenische gemeenschappen, verenigd in het OOG Contact (Contact van Open Oecumenische Groepen).

Een jaarlijks beraad van kerken is daartoe een eerste stap. Voortbouwend op drie eerdere bijeenkomsten wordt ernaar gestreefd de frequentie van deze bijeenkomsten op te voeren. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het gegeven, dat niet elk van deze partners in dezelfde mate bij elke activiteit van de Raad betrokken zal willen raken.

4. Het moderamen van de Raad: voorbereiden, uitvoeren en leidinggeven

Het moderamen is het dagelijks bestuur van de Raad. Het bereidt de plenaire Raadsvergaderingen voor, geeft uitvoering aan de besluiten van de Raad en leiding aan het werk van de door de Raad ingestelde beraad- en projectgroepen en het legt verantwoording af aan de plenaire Raad. Het moderamen bepaalt wie praktisch uitvoering geeft aan de besluiten. Het ziet erop toe, dat het werk volgens het beleidsplan en het jaarprogramma wordt uitgevoerd, werkt in dit laatste uit in welke verhouding aandacht (tijd en geld) wordt besteed aan de twee beleidsterreinen en het beziet welke incidenteel langskomende activiteiten belangrijk genoeg zijn om uit te voeren.

Het moderamen komt tienmaal per jaar – of zoveel minder als mogelijk blijkt – bijeen. Daarnaast kan overwogen worden als aanvulling hierop of als vervanging van een vergadering op het bureau van de Raad telefonisch te vergaderen. In spoedgevallen kan een zaak via een e-mail ronde langs de moderamenleden worden afgehandeld. 

5. Het secretariaat

Het secretariaat ondersteunt het werk van de plenaire Raad, het moderamen en de beraad- en projectgroepen administratief en logistiek. Het is tevens een vraagbaak voor ieder die op kerkelijk terrein informatie zoekt. Het secretariaat verzorgt de publicaties van de Raad en houdt de website actueel. Vergaderstukken worden gekopieerd en verzonden, bestellingen van materiaal verwerkt. Het archief is een belangrijke bron van informatie, ook voor mensen van buiten.

De algemeen secretaris geeft leiding aan het bureau en heeft beleidsvoorbereidende, representatieve en uitvoerende taken. De algemeen secretaris onderhoudt relaties met de lidkerken, met oecumenische, maatschappelijke en religieuze organisaties, als ook met lokale en provinciale raden van kerken.

Op de formatie van het bureau van de Raad is in 2004 al een volledige arbeidsplaats bezuinigd, waardoor de huidige bezetting (inclusief algemeen secretaris) 2,7 fte bedraagt. In de loop van deze periode zal deze verder worden teruggebracht tot een omvang die, afhankelijk van de financiële ruimte, ligt tussen 1,6 en 1,8 fte. Formatie, beleid en financiering moeten in onderlinge samenhang worden bezien.

6.     Lokale en provinciale raden van kerken

De lokale en provinciale raden van kerken vormen de ‘directe achterban’ van de Raad. Er zijn 9 provinciale raden van kerken die onderling zeer verschillen. Hetzelfde geldt voor de bijna 300 lokale raden van kerken. Sommige zijn bloeiend en zeer actief op verschillende terreinen, andere leiden een slapend bestaan. Het ontbreken van jongeren en een tekort aan vrijwilligers zijn veel gehoorde problemen. Na een tweejarig project van september 2002-2004 heeft de Raad geen beleidsmedewerker meer met een speciale opdracht naar lokale en provinciale raden. Wel bezoeken moderamenleden verscheidene lokale raden per jaar en onderhouden enkele projectgroepen goede relaties met werkgroepen van lokale raden uit enkele grote steden.

De relatie tussen de landelijke Raad enerzijds en de lokale en provinciale raden anderzijds  is een wederzijdse: enerzijds doen plaatselijke en provinciale raden hun voordeel met wat van de Raad uitgaat, anderzijds laat deze zich in de reflectie op zijn activiteiten mede leiden door ervaringen die ter plaatse worden opgedaan. Daarom dienen in ieder geval de contacten met de plaatselijke raden te worden geïntensiveerd.Er ontstaan echter lokaal ook verschillende oecumenische initiatieven los van lokale raden van kerken. Ook die verdienen waar mogelijk ondersteuning vanuit de Raad.

Jaarlijks werden tot nu toe de volgende activiteiten georganiseerd speciaal voor mensen uit lokale en provinciale raden:

a.    De Oecumenelezing op de derde vrijdag van januari is een unieke gelegenheid voor de Raad om een thema uit de oecumene onder de aandacht te brengen van een breder publiek en daarnaast ruimte te bieden voor vieren en ontmoeten (liturgische afsluiting en nieuwjaarsborrel). De Oecumenelezing is met name bedoeld voor mensen uit lokale raden van kerken, gemeenten en parochies, en allen die betrokken zijn bij de oecumene en oecumenische organisaties. In de komende jaren wordt met extra nadruk gewerkt aan het uitnodigen van jongeren (o.m. via de theologische faculteiten en jongerenorganisaties).

b.     De ontmoeting van het moderamen met vertegenwoordigers van provinciale raden, oecumenisch gedelegeerden en mensen van Provinciale Dienstencentra. Gezocht wordt naar verbreding van het netwerk.

c.      Werkdagen van enkele projectgroepen staan open voor alle lokale raden, zoals die van de projectgroep Vluchtelingen.

Daaraan worden in deze beleidsperiode toegevoegd:

d.     een werkdag georganiseerd voor startende en doorstartende lokale raden en andere oecumenische groepen aan de hand van de brochure ‘Oecumene ondernemen’.

e.      een jaarlijkse lezing voor een breder publiek over een ontwikkeling in de samenleving, waarbij deze vanuit een ethische invalshoek belicht wordt.

IV.            INHOUDELIJKE UITWERKING

 

7.   Beraadgroepen

De beraadgroepen zijn plaatsen waar deskundigen uit de verschillende kerken zich bezighouden met de thema’s die in hun veld aan de orde zijn. Beraad, bezinning en studie in oecumenisch verband is hun core business. Voor de Raad vormen zij de ‘chambres de reflection’: ‘oecumenische denktanks’ waar nieuwe onderwerpen ontdekt kunnen worden, een oecumenische visie ontwikkeld kan worden, waar deskundigen uit verschillende kerken elkaar ontmoeten en hun ervaringen en deskundigheid delen, maar waar desgewenst ook concrete plannen uitgewerkt en uitgevoerd kunnen worden. Ze brengen gevraagd en ongevraagd advies uit aan het moderamen en de plenaire Raad. Elke beraadgroep kan het moderamen adviseren een projectgroep over een bepaald deelthema of met een concrete opdracht in te stellen.

Aansluitend bij de twee onder II genoemde beleidslijnen zijn ten dienste van de Raad drie beraadgroepen werkzaam:

I.                 Bevorderen van de oecumenische dialoog:

– beraadgroep Geloven en kerkelijke gemeenschap

II.               Bevorderen van de gezamenlijke dienst aan de samenleving

– beraadgroep Samenlevingsvragen (werktitel)

– beraadgroep Interreligieuze ontmoeting

Beraadgroepen rapporteren 1 x per jaar schriftelijk aan de Raad. Daarnaast kunnen ze zich profileren door:

–        een notitie of publicatie over een bepaald thema, ter bespreking in de plenaire Raad of

–        een artikel op een opiniepagina van een krant of in een toonaangevend tijdschrift of

–        het organiseren van een seminar, discussiebijeenkomst of lezing voor breder publiek of

–        een videoproductie, power point presentatie of vergelijkbare visueel resultaat.

 

De huidige zes beraadgroepen zullen teruggebracht worden tot bovenstaande drie. In plaats van de beraadgroepen Ethische vragen en Gerechtigheid en duurzaamheid komt er een nieuwe beraadgroep Samenlevingsvragen waar ook (sociaal-)ethische aspecten aan de orde komen.

Samenwerking tussen beraadgroepen is aan te bevelen rond die thema’s waarbij theologische en sociaal-maatschappelijke invalshoeken gecombineerd moeten worden.

De huidige beraadgroep Missionaire presentie werkt aan een publicatie over Vindplaatsen van hoop en suggesties voor missionaire activiteiten en zal daarmee medio 2007 zijn werkzaamheden afronden. Op grond van de inhoud van de publicatie kan bezien worden in hoeverre een projectgroep een vervolgactiviteit kan opzetten of dat wellicht een vierde beraadgroep mogelijk is.

Daar binnen de lidkerken nog nauwelijks mensen werkzaam zijn die eredienst of liturgie in hun takenpakket hebben en in een landelijk oecumenisch verband kunnen werken, en gegeven de grote moeite om een secretaris voor de beraadgroep te vinden, wordt de beraadgroep Vieren opgeheven. Ervoor in de plaats komt een projectgroep Vieren. Deze krijgt meer incidentele praktische opdrachten en zal zich voornamelijk bezighouden met het voorbereiden van vieringen bij verschillende gelegenheden (waaronder de gebedsdienst in het kader van de Week van gebed voor de eenheid van de christenen, in samenwerking met de Utrechtse stedelijke raad van kerken), het publiceren van liturgische handreikingen (o.m. voor 4 en 5 mei) en het uitbrengen van advies rond het Oecumenisch Leesrooster en De Eerste Dag.

Binnen de boven aangegeven beleidslijnen kunnen de thema’s voor bezinning en de taken van de drie beraadgroepen als volgt nader worden omschreven. Daarbij is het van belang, dat zij hun activiteiten voortdurend afstemmen met die welke lidkerken eventueel afzonderlijk of bilateraal willen ondernemen.

De beraadgroep Geloven en kerkelijke gemeenschap:

–        volgt nauwlettend van de internationale oecumenische (bilaterale en multilaterale) dialogen in ieder geval die waarbij lidkerken van de Raad betrokken zijn, en maakt deze, waar relevant en mogelijk, toegankelijk voor de Raad en zijn lidkerken; waar het gaat om bilaterale internationale dialogen kan zij het gesprek hierover tussen de direct betrokken en overige kerken op landelijk niveau faciliteren; te denken valt hier bijvoorbeeld aan publicaties van de Joint Working Group van Wereldraad en de Rooms-Katholieke Kerk, en die van het Global Christian Forum;

–        zet de bezinning over de notitie over het ambt voort en begeleidt het reactieproces vanuit de lidkerken, met het oog op een gedeeltelijke en geleidelijke ambtserkenning, voor zover mogelijk;

–        houdt zich bezig met vragen die steeds weer gesteld worden over doel en richting van de oecumenische beweging;

–        maakt de tekst Called to be the one Church (Porto Alegre) bespreekbaar voor de Raad en beziet wat deze tekst voor de lidkerken van de Raad zou kunnen betekenen;

–        vraagt zich met enige regelmaat af welke tendensen zich op het terrein van geloof en kerken alsook in de bredere cultuur, bijv. op het terrein van wetenschap en technologie, voordoen, en hoe de kerken daarop zouden kunnen reflecteren en inspelen, mede met het oog op de communicatie van het Evangelie in de huidige samenleving.

De beraadgroep Samenlevingsvragen geeft gestalte aan de profetische en diaconale taak van de Kerk geconcretiseerd in:

–        analyse van en bezinning op actuele ontwikkelingen in de Nederlandse en internationale samenleving met bijzondere aandacht voor:

–        vragen rond globalisering, economische gerechtigheid en duurzame ontwikkeling;

–        onze verantwoordelijkheid voor Europa (CharOec 7);

–        Millennium Development Goals en de mogelijke rol van religies daarbij;

–        klimaatverandering,

waarbij ook aandacht gegeven wordt aan de vraag hoe deze kerkelijke betrokkenheid aansprekend kan zijn voor jongeren en voor mensen buiten de kerken;

–        participatie, bij voorkeur samen met de beraadgroep Geloven en kerkelijke gemeenschap en het CIO, in het debat over de rol van religie in het publieke domein, de verhouding kerk-staat en de vrijheid van godsdienst.

De beraadgroep Interreligieuze ontmoeting:

–        werkt aan versterking van de relaties van de Raad en zijn leden met vertegenwoordigers van andere religies, zowel in multilateraal als bilateraal kader (CharOec 8, 10, 11 en 12), in het bijzonder met leidinggevende personen van de verschillende religies en levensbeschouwingen;

–        streeft samen met vertegenwoordigers van andere religies naar een positiever beeld van religie in de samenleving;

–        bevordert de interreligieuze en interculturele dialoog over theologische en maatschappelijke vragen met vertegenwoordigers van organisaties van de verschillende religies;

–        geeft voorlichting over mogelijkheden voor samen vieren en samenwerken;

–        organiseert ontmoetings- en werkdagen;

–        beziet hoe bij de interreligieuze ontmoeting de christelijke identiteit in het geding is.

8. Projectgroepen

De Raad kent enkele (semi-)permanente projectgroepen naast tijdelijke. Het bestaan van de eerste categorie vindt zijn rechtvaardiging in het gegeven, dat er projecten zijn die jaarlijks terugkeren. De projectgroepen hebben elk een eigen beleidsplan dan wel een projectplan. Die maken integraal deel uit van dit algemene beleidsplan.

a.De min of meer permanente projectgroepen zijn:

–        op het beleidsterrein oecumenische dialoog:

– Week van gebed voor de eenheid

– Vieren

– De Eerste Dag

–        op het beleidsterrein dienst aan de samenleving:

– Arme Kant van Nederland/EVA (i.s.m. DISK)

– Vluchtelingen (i.s.m. Justitia et Pax en Kerkinactie)

– Kerk en milieu (vrijwilligersplatform, bouwt een netwerk op met verwante organisaties)

– Publiekslezing ethische vragen;

alsook ten behoeve van de interreligieuze ontmoeting:

– de contactgroepen Islam en Hindoeïsme.

b.Tijdelijke projectgroepen zijn:

–        op het beleidsterrein oecumenische dialoog:

Intercity bestemming Pasen (2007)

follow up missionaire presentie vanaf 2008.

–        op het beleidsterrein dienst aan de samenleving:

– Integratie (tot eind 2006); i.s.m. SKIN en Oikos; een vervolg is mogelijk, afhankelijk van de uitkomst van het werk van de huidige projectgroep

– In 2007 is de Raad weer aan de beurt om trekker te zijn van de tweejaarlijkse conferentie van Kerken, Humanisten en Vakbeweging (KHV). Hiervoor moet  een kleine projectgroep vanuit de beraadgroep Samenlevingsvragen opgericht worden.

(Opgeheven zijn – uiterlijk per eind 2006 – de projectgroepen Internationaal Financieel Stelsel, Migratie en ontwikkeling, en Migrantenweek, en Geweld niet gewild).

De plenaire Raad kan besluiten nieuwe projectgroepen in het leven te roepen, steeds binnen de centrale beleidslijnen en naar de mogelijkheden die middelen (financiën en menskracht) daartoe bieden. Onder Nieuwe initiatieven worden enkele voorstellen geformuleerd.

9. Nieuwe initiatieven

Uitgangspunten:

– Om met minder middelen en menskracht relatief veel te kunnen bereiken wordt in toenemende mate gezocht naar samenwerkingsverbanden en coalities met derden. Dit kan relatief gemakkelijk vanwege de ‘convocative power’ van de kerken.

– Voor de start van een nieuw project moet de financiering rond zijn. Projecten en projectgroepen worden (grotendeels) extern gefinancierd. Vanuit het bestaande Fonds Nieuwe Initiatieven zal vaak wel een startsubsidie kunnen en moeten worden verleend.

Al naargelang de financiële mogelijkheden en de beschikbare formatieruimte zal van onderstaande nieuwe initiatieven werk gemaakt worden, met een zekere spreiding over de gehele duur van de beleidsperiode.

a. Oecumenische Summer Course voor jongeren

Gepoogd wordt een Nederlandse variant van het Oecumenisch Instituut Bossey in tijdelijke en mobiele vorm op te zetten in de vorm van een Oecumenische Summer Course voor Nederlandse en buitenlandse jongeren. Dit project zou in joint venture met de Katholieke Vereniging voor Oecumene kunnen worden opgezet en uitgevoerd. Ook Oikos, theologische faculteiten en kerkelijke jongerenorganisaties kunnen hierbij wellicht behulpzaam zijn en een interessant exposure programma opzetten. Gezien het belang van het betrekken van jongeren bij de oecumenische beweging verdient dit project hoge prioriteit. De oecumenische vorming van jonge mensen biedt de mogelijkheid hen blijvend bij de oecumenische beweging te betrekken.

b. Veertigjarig bestaan van de Raad van Kerken in Nederland

In 2008 bestaat de Nederlandse Raad van Kerken veertig jaar. Dit heuglijke feit mag natuurlijk niet onopgemerkt voorbijgaan. Hiervoor dient tijdig een projectgroep in het leven te worden geroepen.

c. De derde European Ecumenical Assembly (EEA3)

In september 2007 wordt in het Roemeense Sibiu de derde Europese Oecumenische Assemblee gehouden met het thema ‘The Light of Christ shines upon all’. Er is een voorbereidingstraject voorzien met bijeenkomsten in Rome (januari 2006) en Wittenberg (februari 2007) voor officiële gedelegeerden als ook met nationale bijeenkomsten voor een breder publiek. De EEA3 is een gezamenlijk initiatief van de Conference of European Churches (CEC) en de Raad van Europese bisschoppenconferenties (CCEE). De Assemblee in Sibiu is voor een beperkt publiek toegankelijk. De Nederlandse lidkerken willen werk maken van de Assemblee en het traject erheen en er moet een projectgroep ingesteld worden die de voorbereidingsactiviteiten kan organiseren, in samenwerking met de officiële afgevaardigden van de lidkerken en wellicht oecumenische en kerkelijke organisaties. Overigens kunnen reeds geplande activiteiten wel in het kader van de EEA3 gezet worden, daar er negen subthema’s zijn die sporen met prioriteiten van de Nederlandse Raad.

III.            COMMUNICATIE EN PUBLICITEIT

 

10.  Communicatie en publiciteit

De Raad heeft en hanteert een plan voor communicatie en publiciteit (2002). Behalve dat hij optimaal gebruik maakt van de eigen communicatiemiddelen, probeert de Raad zich ook te verzekeren van toegang tot de publieke audiovisuele media.

De website van de Raad is in toenemende mate een kanaal voor het verspreiden van actuele informatie naar buiten. Er staan links naar de lidkerken, oecumenische organisaties en lokale en provinciale raden van kerken. Ook de websites van de lidkerken kunnen (meer) worden gebruikt voor informatie over activiteiten en publicaties van de Raad.

Gestreefd wordt naar een e-mailbestand van lokale en provinciale raden van kerken om deze in voorkomende gevallen snel te kunnen informeren en de onderlinge communicatie te bevorderen. Thans heeft ongeveer 20% van de lokale raden een e-mailadres (60 van de bijna 300). De verwachting is dat dit zal stijgen.

De frequentie van Oecumenisch Bulletin wordt teruggebracht van 10 naar 6 nummers per jaar. Bij een sterke reductie van het secretariaat zal wellicht overgegaan moeten worden tot het uitgeven van een halfjaarlijkse elektronische nieuwsbrief. Voor wie geen toegang heeft tot e-mail kan deze bij het secretariaat besteld worden. Over Oecumenische Bezinning, dat tot op heden twee maal per jaar verschijnt, moet nader worden besloten.

Voorts publiceert de Raad jaarlijks:

–        materiaal voor de Week van gebed voor de eenheid van de christenen

–        Ramadangroet en Holigroet

–     materiaal voor de website van het Nationaal Comité 4 en 5 mei (wanneer 4 en/of 5 mei op zaterdag of zondag vallen, maar kan ook elk jaar)

IV.            FINANCIERING EN IMPLEMENTATIE

11. Financiering

De Financiële Commissie zal moeten bezien, hoe de kosten van de Raad op een billijke wijze over de lidkerken verdeeld kunnen worden. Nu al kan met zekerheid gezegd worden dat de beide grote lidkerken van de Raad, de Rooms-Katholieke en de Protestantse Kerk, aanmerkelijk minder aan de begroting van de Raad zullen bijdragen dan in de lopende beleidsperiode het geval was. Vanaf 1 jan. 2007 zal de bijdrage van de RKK 30.000 euro bedragen, terwijl die van de PKN, thans 151.847 euro, in 2007 met 15.000 en de drie daarop volgende jaren nog eens met telkens 7.500 euro zal worden teruggebracht. Dit betekent dat er al in 2010 voor het werk van de Raad 117.500 euro minder beschikbaar zal zijn. Het ziet er niet naar uit, dat deze teruggang op een of andere manier kan worden gecompenseerd. Het gaat hier om vaste (personeels)lasten, die niet uit incidentele giften, het vermogen of langs de weg van fondsenwerving kunnen worden gefinancierd. Ook een verhoging van de bijdrage van de zgn. kleine kerken biedt voor het wegvallen van zo’n groot bedrag geen soelaas. Het terugbrengen van de omvang van de formatie van het secretariaat en bijgevolg die van het werk van de Raad is onontkoombaar (zie 5.)

De begroting houdt de huidige systematiek, met een deel voor basisformatie, huisvesting en bureaukosten, alsook voor beraadgroepen en incidentele activiteiten, en een apart gedeelte voor de financiering van de projectgroepen en eventuele nieuwe initiatieven. Deze beide laatste worden extern gefinancierd, al kan vanuit het bestaande Fonds Nieuwe Initiatieven een startsubsidie gegeven worden. In de begroting van projecten zullen voortaan 10% overheadkosten (secretariaat) opgenomen worden.

12. Implementatie

Evenals bij de invoering van het vorig beleidsplan moet veel aandacht besteed worden aan de implementatie. Voor leden van sommige beraad- en projectgroepen kunnen bovenstaande beleidsvoornemens ongewenst of zelfs pijnlijk zijn en derhalve op weerstand stuiten. Een zorgvuldige invoering van de plannen, waarbij rekening gehouden wordt met en waardering uitgesproken wordt voor het werk dat velen geheel belangeloos voor de Raad verrichten, is zeer belangrijk voor het welslagen ervan. Ook de gevolgen voor de medewerksters van het secretariaat vragen de nodige aandacht en zorgvuldigheid.

 

Bijlage 1

 

Overzicht activiteiten op jaarbasis:

–          7 plenaire Raadsvergaderingen

–          10 moderamenvergaderingen

–          1 of meer bijeenkomsten van het beraad van kerken

–          1 Oecumenelezing

–          1 lezing over een relevant thema van ethische aard

–          1 oecumenische gebedsdienst t.g.v. Week van gebed

–                      3 x 5à10 (gemiddeld 18) vergaderingen van beraadgroepen (in 2006 en eerste helft   2007 zijn er nog 4 beraadgroepen)

–          max. 3 publieke bijeenkomsten van beraadgroepen

–          wisselend aantal bijeenkomsten en activiteiten projectgroepen, waaronder werkdagen voor lokale raden van kerken

–          1 bijeenkomst met provinciale raden en oecumenisch gedelegeerden en PDC’s.

 

Amersfoort, januari 2007