Week van gebed 2009: Overdenking voor de gebedsweek 2009

Als Gods vriendelijkheid ergens zichtbaar is, is het in de eenheid van mensen. Om God op die manier toe te laten is onbevangenheid nodig. Ds. Klaas van der Kamp, algemeen secretaris van de Raad van Kerken, heeft een overdenking geschreven voor de week van gebed om eenheid van de christenen. Wie wil kan er een stuk van gebruiken. Of het kan dienen om gedachten voor een eigen meditatie toe te spitsen.

Gemeente, één in Christus,

Er is zoiets als een natuurlijke afstand. De afstand die je nodig hebt als je bij iemand staat om lekker te praten. Wellicht heb je meegemaakt dat iemand heel dicht bij je kwam staan. Dan ga je je ongemakkelijk voelen. Je voelt de adem. Je was geneigd een stap achteruit te doen. Of als iemand te ver weg staat is het net alsof je geen gesprek aan het voeren bent. Misschien ben je wel geneigd de hand boven je ogen te houden met het motto: ‘Ik zie je niet’. Voor contact heb je een afstand nodig van ongeveer één meter. Dichtbij. Maar niet op de lippen. Een balans. Zo is het bij een persoonlijk gesprek.

Zo is het bijvoorbeeld ook in de opvoeding. Kinderen hebben last van ouders die te dichtbij komen. Dan gaan ze klagen. ‘Ik mag thuis niks‘. En leraren bevestigen het: Kinderen die te kort worden gehouden, vliegen op school uit de band. Maar omgekeerd als er geen aandacht is van de ouders, als de afstand te groot is, hebben ze geen oriëntatie en afstemming. Dan worden het Marokkaantjes en Nederlandertjes die als twaalfjarige een buurt terroriseren. In het bedrijfsleven is het van hetzelfde laken een pak. Arbeiders bij een bedrijf kunnen last hebben van een baas die iedere spijker controleert. Omgekeerd is betrokkenheid stimulerend. Steeds weer gaat het om balans. Het is het beeld van het zand in je hand. Als je te krampachtig knijpt, glipt het zand er tussen uit. Maar als je omgekeerd geen kuiltje maakt, kan je het zand niet vasthouden.

Met de kerk is het al net zo. We vinden het moeilijk de balans te vinden. Of we willen elkaar als kerken van alles opleggen, onze ambtsopvatting, ons idee van sacrament, ons idee van kerkzijn. De ander deugt alleen als hij of zij zich aanpast aan onze norm. Of we gaan als kerk volstrekt onze eigen gang en we zien de ander niet eens als christen zitten. Te veraf. Moeite met de balans. Toen de Protestantse Kerk zich verenigde, waren er mensen die afhaakten en een nieuwe kerk vormden. Toen de Presbyteriaanse Kerk in Korea zich wilde aansluiten bij de Wereldraad van Kerken, was er onmiddellijk een groepering die zich afscheidde. Dat kwam te dichtbij.

Het zijn die kerken in Korea die ons het materiaal voor de gebedsweek hebben aangeleverd. Het volk is sinds de Tweede Wereldoorlog verdeeld in twee landen. Noord- en Zuid-Korea. Noord-Korea communistisch. Zuid-Korea kapitalistisch. Men spreekt dezelfde taal, maar men gebruikt die taal om de ander te verketteren.

Ik citeer een Koreaans gedicht:

Aan de weg staan twee stenen boeddha’s
naakt en hongerig tegenover elkaar.
Voortdurend worden zij geteisterd
door wind, regen, sneeuw en vorst.
Toch ben ik vol afgunst op hen:
zij weten niet van de pijn van een scheiding.

Voor de Koreanen is er te veel distantie. De kerk in Korea heeft voor de gebedsweek in 2009 een verhaal van Ezechiël als spiegelverhaal gekozen. De Koreanen herkennen dat verlangen. We lezen met hen mee. Ezechiël is priester en profeet. De Babyloniërs voeren hem in 597 als balling mee. Hij valt in een gat. In het gemis hunkert hij naar een woord van God.

‘Mensenkind’, klinkt Gods stem, ‘ neem een stuk hout en schrijf daarop: ‘Juda’. Neem een ander stuk hout en schrijf daarop: ‘Jozef’. ‘Juda’ staat voor: Juda en Benjamin. En ‘Jozef’ staat voor de tien andere stammen. Twaalf stammen in totaal. De Joodse traditie herleidt de stammen altijd weer naar twaalf. Soms komt men niet uit op twaalf, omdat de stam van Levi ontbreekt. Bijvoorbeeld als het gaat over de verdeling van land. Om dan toch op twaalf te komen, worden de kinderen van Jozef apart genoemd: Efraïm en Manasse. Zodat je in het totaal toch weer op twaalf komt. Waarom twaalf? 

De joodse geleerde Rashi ziet ‘twaalf’ als een soort basisgetal. Hij wijst op twaalf hemelse gewesten. En op twaalf maanden in het jaar. Twaalf is een priemgetal van ruimte en tijd. Van tijd: dus je ouders en je voorouders kijken over je schouder mee. En van ruimte: Korea en de wereld kijken over onze schouder mee. Je kan je niet distantiëren van mensen in Korea of in Amerika. En je kan je niet distantiëren van je vader en moeder, opa en oma, je voorgeslacht. Dat laatste is nog het makkelijkst. Want onze ouders geven ons gewoontes mee, waarin we ons thuis voelen. Lastiger is de band met andere landen. Daar overheerst de distantie.  

Vreemd is het ondertussen wel, dat combineren tot twaalf stammen. Want historisch gezien is er amper sprake geweest van zo’n eenheid. De tien stammen zijn al 140 jaar voor Ezechiël in ballingschap gegaan naar Assyrië. En in het algemeen is er slechts korte tijd geweest van eenheid, dat was onder David en onder Salomo. Er is nauwelijks sprake geweest van twaalf stammen. Vanwaar dan toch dat verlangen?

En dan komt God in beeld. De eenheid komt van God. De eenheid past bij God. Hij heeft één menselijk geslacht geschapen; één wereld. Hij ziet de eenheid als de beste spiegel van zijn vriendelijkheid. Als God al op een bepaalde manier zichtbaar gemaakt kan worden in de wereld is het in de eenheid: de eenheid tussen mensen in een gezin; de eenheid tussen mensen in een straat; de eenheid op kantoor, in de samenleving, tussen kerken. Alles wat er te weten valt over God,  is samen te vatten met de tekst (Deuteronomium 6: 4): ‘Hoor, Israël, de Heer is onze God, de Heer is één’. Alle handelingen zijn te herleiden naar één Heer. In Hem is er eenheid van gedachten. Ezechiël maakt het duidelijk aan een stuk hout. Dat hout is een sacrament. Het maakt het heil zichtbaar. De twee stukken hout doen denken aan de Torarollen in de synagoge. De stokken dragen de tekst. Vertegenwoordigen het leven.  

Hoe brengt God die eenheid tot stand? En dan stuiten we op een paradox. Ezechiël ziet het omgekeerde van wat hij verkondigt. Ezechiël leeft in ballingschap en ziet het volk versplinterd leven. En hij moet een boodschap verkondigen van eenheid. Dat is de paradox. Niet alleen voor Ezechiël. Ook voor God zelf. Want God is bezig zijn volk los te laten en hij laat het volk in ballingschap voeren. Als mensen God al zien, zien ze Hem als degene die zijn volk prijsgeeft. En daarmee zichzelf opgeeft, zich ontledigt. God laat de eenheid los, terwijl hij de eenheid verkondigt. Hij spreekt over één volk, terwijl het volk opgaat in diverse volken. God laat vervolgens de tempel los; de tempel blijft verwoest achter. God laat het land achter zich. Hij houdt geen grond meer onder de voeten. Hij raakt alles kwijt. Hij laat alles los. En juist in die leegte laat Hij zijn profeet onlosmakelijke eenheid verkondigen. Maar er is geen eenheid. Er is slechts eenzaamheid. Hoe wereldvreemd kan de verkondiging zijn? Door los te laten verbinden. Door op te geven verkrijgen. Door vrijheid te geven mensen aan je binden. Hoe bont kan God het maken?

Wij christenen kennen die houding van God als geen ander. De kern van ons geloof is de opoffering van God zelf. Hij geeft zichzelf in zijn Zoon. Hij geeft zichzelf aan het kruis. Hij laat zijn leven los. Hij maakt zich verantwoordelijk om ons te ontlasten. Hij neemt afscheid van de hemel om met ons verbonden te blijven. En wat er aan scheiding en vervreemding en ballingschap is tussen hem en ons, overbrugt hij.  Wij geloven dat hij juist eenheid schept door in die paradox te gaan staan. Door er niet voor weg te lopen. Maar door zich helemaal ten onder te laten gaan in de ander. Zich prijs te geven. Hij vereenzelvigt zich met ons, Hij laat zien hoeveel je aan eenheid kunt opofferen. Hij toont waartoe het verlangen naar eenheid in staat is. Hij geeft zich helemaal om niet los te geraken van ons. En nu is het maar de vraag of wij die eenheid verdragen en die eenheid willen ontvangen. Misschien houden we liever enige afstand. Dat is op het eerste gezicht gemakkelijker. Want op het moment dat we eenheid met God willen, zullen we onder zijn invloedssfeer komen en ook van onszelf verliezen. Ik besef dat het geen eenvoudige vraag is. Want ik vraag u uw positie op te geven. Ik vraag u routines in de waagschaal te leggen. Ik vraag vertrouwen; onszelf lost te laten ten einde de kramp uit de handen kwijt te raken; als wij opnieuw de kuiltjes ontdekken in onze handen waarin het zand zich kan nestelen.

De Koreaanse theoloog Anselm Kyongsuk Min wijst er op dat een eventuele verzoening tussen de twee delen van Korea meer is dan het installeren van één regering. Hij maakt duidelijk dat een ieder ‘de tirannie van de identiteit’ moet loslaten. Hij bedoelt daarmee, dat je jezelf niet mag opleggen aan de ander; en niet je familie, je regio, je klasse, je sekse, je opvattingen, al datgene wat je gebruikt voor je eigen imago. Verzoening begint met loslaten en beschikbaar zijn. Min meent dat er straks een moratorium moet zijn op missionair werk als de verzoening tussen de twee delen van Korea tot stand komt. De mensen moeten eerst elkaar maar eens bijstaan om niet. Hoe zou ons leven er uit zien als we in onze omgeving die inschikkelijkheid aan de dag zouden kunnen leggen? Wat een verademing zou het zijn voor onze familie, de buurt, de collegae, de kerk. Paulus noemt het in Galaten 5 een vrucht van de Geest: zachtmoedigheid, zelfbeheersing.  

Het is bij bedrijven niet ongebruikelijk een visitekaartje af te geven. De ander kan dan zien wie je bent. Er is een belangrijk verschil tussen een gemiddeld visitekaartje uit Nederland en een gemiddeld visitekaartje uit Korea. Wij zeggen: Ik ben Laurens Koster, dat staat centraal en vervolgens accountmanager bij Philips. Bij de Koreanen gaat dat net andersom. Centraal is er de naam van het bedrijf: Philips. Dan de afdeling: accountmanagement. Dan volgt de eigen naam; en ook dat nog in een andere volgorde: eerst de familienaam, dan de generatienaam en dan de persoonlijke naam. Dus: Koster, zoon van Jan, Laurens. Jezelf inpassen. Jezelf dienstbaar maken in een collectief. Het is de essentie van het Koreaanse visitekaartje. Het is de essentie van het evangelie. Mag ik zeggen: Zo kan God geboren worden door ons gedrag?

We zoemen nog even in op vers 17. En dan vertaal ik hebraïserend. “Voeg die twee stokken samen, één tot één, hout tot één hout, ze moeten één worden in jouw hand’. De tekst gebruikt steeds weer het woord ‘één’. En met het laatste woordje ‘één’ is iets vreemds. Er staat namelijk een meervoud: ‘enen‘. Dat meervoud kom je vijf keer tegen in de bijbel. Meestal gaat het over meer dagen die als ‘één dag’ worden beleefd. Het staat bijvoorbeeld bij Jakob die zeven jaar voor Rachel werkt. Het is voor hem als ‘enerlei dagen’. Het woord staat ook in Genesis 11. Het volk bij de torenbouw van Babel had ‘één taal en enerlei dingen’. Je kan ‘enerlei dingen’ uitleggen als een soort commune. Het volk van de torenbouw van Babel leeft dan in een gemeenschap van goederen. Sommige geleerden sluiten daarop aan. Ze zeggen: De generatie van de zondvloed zondigde. En er bleef niemand van over. De generatie van de torenbouw van Babel zondigde, maar mocht wel voortleven. Dat komt omdat de generatie van de torenbouw onderlinge saamhorigheid kende en het werd hen ten goede gerekend.

Terug naar Ezechiël. Ezechiël geeft een toelichting op het sacrament van het hout. Vers 21: ‘Dit zegt de God, de Heer: Ik haal de Israëlieten weg bij de volkeren waar ze terechtgekomen zijn. Ik zal één volk van hen maken. Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn’. Ezechiël stottert alle zegeningen er uit. Hij ziet het voor zich: weer een koning. En natuurlijk ook weer een tempel.Is het niet erg vroom? Heb je als mens ook nog een taak? Hoef je in je persoonlijke relaties geen contacten te leggen met je kinderen, met je collegae? Loopt God met zijn hand ons niet voor de voeten? Nee, ik denk het niet. Het is als bij de vogels waarvan Jezus zegt dat God voor hen zorgt. Als vanzelfsprekend. Toch, beweert Luther, zal het vogeltje omkomen van de honger als het niet zelf de zaadjes van de grond pikt en de broodkorreltjes van onder de tafel. Zo geloven we dat God de eenheid geeft. Maar we zullen in verbittering sterven als we zelf geen werk maken van de compassie.

Het is opvallend in de tekst, dat Ezechiël de hand van God en zijn eigen hand door elkaar heen gebruikt. In vers 17 is het de profeet die het hout bij elkaar brengt. Toch is het in vers 19 God die ze tot een eenheid maakt. Blijkbaar gaat dat zo in een sacrament. Het is de mens die ze ter hand neemt, in het vertrouwen dat God er zijn beloften in realiseert. De hand van de gelovige zoekt te verwezenlijken waar de hand van God zijn handtekening plaatst.

Het is niet anders.

Naschrift. Een regie-aanwijzing: Het is heel goed mogelijk de eerste alinea zichtbaar te maken door iemand van de voorste rij te laten staan en als spreker achter de lessenaar weg te komen en eerst (te) dichtbij de persoon te gaan staan en dan achterin de kerk, terwijl de eerste alinea wordt uitgesproken.
 
Lezen: Ezechiël 37: 15-28; Johannes 17: 20-23.
KvdK