In Memoriam: Jan van Veen

In de taxi gaat m’n telefoon. “Met Heleen van Veen.” Leuk, denk ik, een nieuwe afspraak voor de lunch bij Heleen en Jan die onlangs niet doorging. Maar het is niet leuk. “Jan is overleden.” Op zo’n moment slaat de bliksem in. Nog luttele weken eerder, op 7 november, luisterde ik in de Bergkerk in Amersfoort naar een bevlogen en glashelder verhaal van Jan van Veen (27 sept. 1932 – 27 nov. 2025) tijdens een bijeenkomst gewijd aan de kerkelijke discussie over het energiebeleid.

De Raad voor de zaken van Overheid en Samenleving (ROS) van de Nederlandse Hervormde Kerk (NHK) had een sleutelrol gespeeld met het voorstel voor een Brede Maatschappelijke Discussie over het energiebeleid. De synode legde dit in 1979 aan de regering voor en die nam het over. Aanleiding was de enorme belangstelling in de gemeenten voor de in 1977 door het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) gelanceerde campagne tegen de kernwapens. Deze leidde ook tot vragen uit de gemeenten over kernenergie.

Kerk midden in de samenleving

Jan zou Jan niet zijn geweest als hij zijn inleiding op 7 november niet was begonnen met een lesje kerkgeschiedenis over de NHK na de oorlog. Ondanks de progressieve plannen van de gijzelaars in St.Michielsgestel vielen na de oorlog de gereformeerden en rooms-katholieken terug in hun vertrouwde zuilen. De hervormde kerk daarentegen, die voor de oorlog nog een zwijgende ‘reglementen-kerk’ was geweest, wendde het roer. Zij herdefinieerde zichzelf als ‘een Christus-belijdende gemeenschap midden in de samenleving’. Zij was er niet alleen voor de hervormden, maar voor de hele samenleving. Fel keerde zij zich tegen de verzuiling. Die ging in tegen de solidariteit in de samenleving. En de vorige generatie predikanten kent nog de term ‘het euvel der vereenzelviging’: de gehoorzaamheid aan Christus kon niet worden ‘vereenzelvigd’ met de keuze voor één bepaalde politieke partij. Veel hervormden gingen PvdA stemmen, de zogenaamde ‘doorbraak’. Deze visie op de verbondenheid van de kerk met het gehele volk en de gehele samenleving was uitgewerkt in het befaamd geworden herderlijk schrijven van 1955 ‘Christen-zijn in de Nederlandse samenleving.’

Jan van Veen werd in februari 1970 secretaris van de ROS. Daarvoor had hij pastorale ervaring opgedaan in twee dorpsgemeenten (Stompetoren en Termunten). Vervolgens werd hij jeugdpredikant in Vlaardingen. Zijn inspiratie in de maatschappelijk actieve ‘Dynamogroep’ leidde bij sommige jongeren zelfs tot een verandering van beroepskeuze.

Ik was iets eerder dan Jan bij de ROS in dienst gekomen, als net afgestudeerd groentje, omdat er niemand meer was voor ontwikkelingssamenwerking en vredeswerk, – twee prioriteiten van de kort daarvoor naar de Amsterdamse diaconie vertrokken ROS-secretaris Piet van Andel. Van Andel had trouwens nog een erfenis achtergelaten: een in 1969 door de synode uitgegeven nota ‘Revolutie en gerechtigheid’. Daarin reflecteerde de ROS op de revolutionaire ontwikkelingen in de wereld op tal van gebieden, ook op de bevrijdingstheologie en de nieuwe programma’s van de Assemblee van de Wereldraad van Kerken in Uppsala, 1968. Het linkse imago van de ROS, dat ons vaak heeft achtervolgd, dateerde dus al van deze tijd.

De ROS was in feite een Raad met een voorzitter, een dagelijks bestuur en een secretaris plus staf. Een orgaan van bijstand van de synode, heette dat. De staf omvatte naast specialisten op verschillende terreinen ook administratieve medewerksters, jonge mensen die hun vervangende dienstplicht bij ons doorbrachten, projectmedewerkers en vrijwilligers. Meestal zo’n twaalf mensen. De Raad zelf bestond uit mensen uit alle sectoren van de samenleving die door de synode werden benoemd. Ik noem alleen paar bekende namen uit de politiek: Schelto Patijn (PvdA), Jan Pronk (PvdA), Wim Deetman (CDA), Hans Borstlap (CDA), Elida Wessel-Tuinstra (D66, zij legde haar initiatief-wetsvoorstel euthanasie eerst voor aan de ROS om de reacties te peilen!), Gerrit Holdijk (SGP). Iedereen had ook weer z’n eigen netwerk en zo kon steeds een beroep worden gedaan op andere deskundigen. De kennis van zaken van de stafleden zelf op hun terrein was een nogal eens onderschatte voorwaarde, want anders kreeg je geen bekwame vrijwilligers.

Onderschatte bouwer

De ROS was bezig met tal van onderwerpen: o.a. het vredeswerk inclusief de kernwapens, ontwikkelingssamenwerking, apartheid, nieuwe levensstijl, een speciaal project ‘Kerkvrouwen-Bijstandsvrouwen’ waaruit het project ‘De arme kant van Nederland’ voortkwam, multiculturele samenleving, anti-kraakwet, Europa. Toen Jan van Veen in 1986 directeur werd van Kerk en Wereld en ik hem opvolgde liepen veel van deze activiteiten door, al kwamen er ook een paar bij, bv. conciliair proces, Kerk en Sport, milieu, uitbreiding EU, verwerking Koude Oorlog.

De NHK was natuurlijk een veelvormige kerk. Maar Jan betrok ook expliciet de Gereformeerde Bond en de Confessionele Vereniging bij de voorbereiding van standpunten. Typisch hervormd: ze waren het niet altijd met ons eens, maar ze vonden wel dat de kerk als kerk moest spreken! Cruciaal was ook dat bij de oprichting van Raad van Kerken was besloten dat de Sectie Sociale Vragen door de ROS gerund zou worden. Jan kon als secretaris daarvan dus ook jongleren met petten als dat nodig was. En veel initiatieven van de ROS werden bij de Sectie ondergebracht, ook al gebeurde al het werk op ons kantoor. Harry de Lange als voorzitter van de Sectie was een onmisbare steun. De ROS was ook nauw betrokken bij allerlei oecumenische organisaties. Jan was bv ook ex-voorzitter van het IKV.

Als directeur van Kerk en Wereld had Jan de ambitie er een instituut van te maken in de trant van de Duitse Evangelische Akademieen, die invloedrijke ontmoetingspunten waren tussen kerk, samenleving en politiek. Dat is niet gelukt. Toch werden er zinvolle bijeenkomsten georganiseerd, bv. samen met het IKV een conferentie met ex-dissidenten na de val van de Muur (voor veel van hen de eerste keer dat ze elkaar zagen!). En – samen met de ROS – met Shell medewerkers vanwege het hervormde verzet tegen de apartheid.

Maar Jan bleef sowieso nauw verbonden met het werk van de ROS. In 1988 publiceerde de synode een nieuw geschrift, ‘Gemeente-zijn in de mondiale samenleving’. Het was het werk van Bert Hoedemaker (hoogleraar in Groningen en de belangrijkste denker), Jan en mij. De pretentie was een vervolg te zijn op het herderlijk schrijven van 1955, gericht op de veranderingen nadien, vooral nu de bredere mondiale context van het gemeente-zijn en het inzicht dat problemen bij ons deel zijn van de fundamentele breuklijnen in de wereld. Als kerk zien wij daarin de oervragen van de mensheid. Chaos of schepping? Knechting of bevrijding? Wanhoop of verwachting? Maar helaas, het geschrift was moeilijk en al snel kwam de organisatorische ellende van het Samen op Weg proces.

Drie weken na zijn inleiding in Amersfoort is Jan van Veen in zijn slaap overleden, na een val met complicaties. Hij was mijn grote inspirator. Als zijn opvolger kwam ik in een gespreid bedje. Zijn invloed op de vormgeving van de nieuwe na-oorlogse identiteit van de hervormde kerk is zwaar onderschat, behalve door zijn directe collega’s. Aan kerkelijke initiatieven hangen nu eenmaal geen naamkaartjes. En tenslotte, ik heb niemand gekend die zo vaak te laat kwam met zo’n stralende glimlach.

Laurens Hogebrink,
oud-secretaris Raad voor Overheid en Samenleving (Nederlandse Hervormde Kerk)