Huub Oosterhuis: lieddichter over kerkmuren heen

Op eerste Paasdag is op 89-jarige leeftijd de dichter en theoloog Huub Oosterhuis overleden. Hij had ’s middags nog via een livestream gekeken naar een uitvoering van zijn liederen door zijn dochter Trijntje in de Dominicuskerk in Amsterdam. In de vroege avond is hij ingeslapen.
Het overlijden van Huub Oosterhuis was groot nieuws. Het was de volgende dag het eerste item in het NOS-journaal en een documentaire over zijn leven werd diezelfde dag op maar liefst twee publieke zenders uitgezonden. Alle landelijke dagbladen publiceerden een paginagroot in memoriam. Ook buitenlandse media maakten er melding van.

Dierbare liederen

In de sociale media wisselden mensen op grote school herinneringen uit aan Huub Oosterhuis, dankbetuigingen voor zijn werk en gedachten over hun favoriete liederen. De Protestantse Kerk in Nederland nodigde op Facebook mensen uit om te vertellen welk lied van Oosterhuis voor hen belangrijk was geweest. Op het moment dat ik dit schrijf, twee dagen na de oproep, waren er al meer dan tweehonderd reacties. Een diversiteit van liederen wordt genoemd, maar ‘De steppe zal bloeien’ en ‘Licht dat ons aanstoot’ lijken toch wel de toppers. Zij behaalden vorig jaar bij een onderzoek naar de twintig meest geliefde kerkliederen in de PKN de vijfde en de achtste plaats, en het eerste werd in 2006 door de luisteraars van de NCRV verkozen tot het mooiste religieuze lied in het Nederlands.

Beide liederen zijn te vinden in de zangbundels van de twee grootste kerkgenootschappen in Nederland, de katholieke bundel Gezangen voor liturgie en het protestantse Liedboek van 2013. Zij zullen op de vooravond en de dag van het overlijden van Huub Oosterhuis in veel kerken geklonken hebben, in de Paaswake en de dienst op Paasmorgen. Dat was ook het geval in mijn eigen kerk, de Dominicuskerk in Nijmegen. Nu ik de liturgieboekjes van de Paaswake en de dienst op Paasmorgen nog eens doorkijk, zie ik dat wij met onze Schola maar liefst negen liederen van Huub Oosterhuis hebben gezongen. In veel kerken in Nederland, katholiek en protestant, is liturgievieren bijna ondenkbaar geworden zonder zijn liederen. Ik vermoed dat ze klinken, op de ene plaats vaker dan op de andere, in de diensten van vrijwel alle lidkerken van de Raad van Kerken, behalve in de kerken die een niet-Nederlandstalige liturgie hebben.

Bijbels fundament

Huub Oosterhuis heeft in ruim zestig jaar een uitgebreid oeuvre aan liturgische liederen opgebouwd: meer dan zevenhonderd. Het eerste lied ontstond in 1959 en was bedoeld voor de avondviering van het jezuïeteninternaat in Groningen waar hij, naast zijn studie Nederlands aan de universiteit, surveillant was. Het was ‘Zolang er mensen zijn op aarde’, inmiddels opgenomen in vele bundels en vertaald in het Engels, Duits en Frans. Oosterhuis schreef de tekst op een bestaande melodie. Vanaf de vroege jaren zestig bouwde hij aan een liedrepertoire voor de Nederlandstalige liturgie, die door het Tweede Vaticaans Concilie mogelijk was geworden, met de Studentenekklesia in Amsterdam als thuisbasis en met zijn medebroeder Bernard Huijbers als vaste componist. Toen Huijbers uit Nederland vertrok, namen Tom Löwenthal en Antoine Oomen zijn rol over. De oogst is, met melodieën, te vinden in het Verzameld liedboek uit 2004 en in Stilte zingen (alleen de teksten) uit 2018.

Huub Oosterhuis was zich zeer bewust van de kracht van het gezongen woord: het gezongen woord is het hart van de liturgie. Zijn liedteksten zijn zeer Bijbels, al zal niet iedereen meteen de Bijbelse referenties herkennen. Oosterhuis heeft namelijk de teksten van de Hebreeuwse Bijbel en het Nieuwe Testament voor zijn liederen omgezet in eigentijdse, verrassende, poëtische taal. Maar bij nader toezien blijken ze allemaal doordrenkt te zijn van Bijbelse beelden. Het lied ‘De steppe zal bloeien’ is bijvoorbeeld onmiskenbaar gebaseerd op Jesaja 35,1-10, met citaten uit enkele psalmen en (in de derde strofe) uit Ezechiël 37. Net als de wisselende misgezangen uit het gregoriaanse repertoire putten de liederen van Huub Oosterhuis in hoge mate uit de boeken van het Oude Testament, vooral uit de psalmen en de profeten. Die Bijbelse fundering heeft ervoor gezorgd dat zij weerklank vonden in een veelheid van kerkgenootschappen, over de kerkmuren heen.

Tot ver over de grenzen

Dat was trouwens niet alleen in Nederland en Vlaanderen het geval. Ruim twintig jaar geleden nam ik deel aan de internationale oecumenische dialoog tussen doopsgezinden en rooms-katholieken. De dialoogsessies werden altijd geopend met een gebedsviering. Toen wij te gast waren bij de internationale hulporganisatie van de doopsgezinden in Akron (Pennsylvania) en ik daar het gezangboek, de Mennonite Hymnal, opensloeg, was het eerste lied ‘What is this place’, de Engelse vertaling van ‘Zomaar een dak boven wat hoofden’ van Huub Oosterhuis. Dat lied schreef hij in 1967, toen de Ignatiuskapel in Amsterdam, waar de Studentenekklesia toen nog gevestigd was, na een verbouwing opnieuw in gebruik werd genomen. Het blijkt in maar liefst zestien Engelstalige liturgische liedbundels voor te komen, van een diversiteit aan kerkgenootschappen. Het is vertaald door David Smith, die nog verschillende andere liederen van Oosterhuis in het Engels heeft vertaald. Ook Tony Barr vertaalde liederen van Oosterhuis. Hij stichtte bij St. John’s University, de universiteit van de benedictijnen in Minnesota, waar ook de belangrijkste liturgische uitgeverij van de Verenigde Staten aan verbonden is, een documentatiecollectie rond het werk van Huub Oosterhuis en zijn eerste componist, Bernard Huijbers. In Gotteslob, de officiële liedbundel van de Duitse rooms-katholieke kerk, komen vijf liederen van Huub Oosterhuis voor en in het Evangelisches Gesangbuch, de protestantse liedbundel, staan er vier.

Maar het meest verbreid zijn zij natuurlijk in het Nederlandse taalgebied. Zingt Jubilate, de Vlaamse katholieke liedbundel, telt er ruim zestig. Stonden er in het protestantse Liedboek voor de Kerken van 1973 al vijftien liederen van Oosterhuis, in het nieuwe Liedboek van 2013 zijn dat er volgens het digitale auteursregister maar liefst 84 geworden. Huub Oosterhuis behoort daarmee met Willem Barnard, Ad den Besten, Jan Willem Schulte Nordholt, Sytze de Vries en Jan Wit, allen protestanten, tot de in het Liedboek best vertegenwoordigde Nederlandse tekstdichters. Maar de kampioen is natuurlijk de katholieke liedbundel Gezangen voor liturgie uit 1984, heruitgegeven in 1996. Daarin staan maar liefst 125 liederen van Oosterhuis, goed voor ongeveer een derde van alle liederen buiten de psalmen en vaste gezangen. Pogingen van de door de aartsbisschop van Utrecht en de bisschop van ´s-Hertogenbosch in 2008 en 2010 aangestelde censoren, die de wekelijkse misboekjes van uitgeverij Gooi en Sticht en van de Abdij van Berne in Heeswijk moesten gaan censureren, om vrijwel alle liederen van Oosterhuis uit die boekjes te verbannen, hebben uiteindelijk weinig effect gehad: ze hebben meer geleid tot gezichtsverlies van de betrokken bisschoppen en hun censoren dan tot schade aan de populariteit van de liederen van Oosterhuis.

Blijken van waardering kreeg Oosterhuis uit verschillende hoeken. In 2002 verleende de Vrije Universiteit in Amsterdam hem een eredoctoraat voor zijn verdiensten op het gebied van de liturgie, ‘in het bijzonder de liturgievernieuwing en de oecumenische liedcultuur’. In 2012 ontving hij tijdens de Nacht van de Theologie een oeuvreprijs en in 2014 de Predigtpreis van de protestantse theologische faculteit van de universiteit van Bonn. Maar ik vermoed dat hij misschien wel het meest gevleid was met de brief van paus Franciscus aan zijn vroegere medebroeder, die Jan Hendriks, de rooms-katholieke bisschop van Haarlem-Amsterdam, hem in januari 2021 persoonlijk kwam brengen. In de brief getuigde de paus van zijn ‘closeness and fraternal concern’. In die zelfde geest van verbondenheid, over kerkmuren heen, willen wij Huub Oosterhuis dankbaar gedenken.

Foto: Huub Oosterhuis tijdens demonstratie in Den Haag | 2006 [Fotograaf: Roel Wijnants]