Allemaal te gast

Op 20 juni 12.00 uur begon de 24-uurswake in de Bethelkapel in Den Haag in het kader van Wereldvluchtelingendag. De wake vormde een afwisseling van vieringen, gesprekken, muziek en discussie. Algemeen secretaris Christien Crouwel hield daarbij de volgende overweging.

Elk jaar in januari vindt de Week van Gebed voor de Eenheid van Christenen plaats. Daarin staat telkens een andere bijbeltekst centraal. Dit jaar kwam die uit het bijbelboek Handelingen der Apostelen. Christenen wereldwijd hoorden het verhaal van apostel Paulus, die als gevangene van de Romeinse overheid, per schip naar Italië werd vervoerd. Tijdens die lange zeereis lijden hij en de andere 275 opvarenden tijdens een hevige storm schipbreuk. Hoofdstuk 28 vertelt hoe ze tenslotte aanspoelen op het eiland Malta en daar ‘buitengewoon vriendelijk’ ontvangen worden. 

‘De plaatselijke bevolking gedroeg zich buitengewoon vriendelijk: Ze verwelkomden ons en staken een vuur aan omdat het was gaan regenen en het koud was’, zo staat er.

Malta

Het was wel opmerkelijk dat de keuze voor deze tekst aangedragen was door de kerken van Malta. Het huidige Malta heeft tenslotte, als het gaat om de opvang van vluchtelingen, geen grote reputatie op te houden. In tegendeel: Eind mei nog konden we horen en zien hoe Malta een bootje met 101 vluchtelingen uit Libië de toegang tot het eiland weigerde en hen doorstuurde naar Sicilië, waarbij de vluchtelingen door gewapende strijdkrachten onder schot gehouden werden tot ze vertrokken zouden zijn. In Malta geen ‘bijzonder vriendelijk’ onthaal dus. 

Terug naar Paulus: Vóór de onverwachte landing op Malta hadden de kapitein en zijn bemanning al een vergeefse poging gedaan Kreta te bereiken, maar storm maakte dat onmogelijk. We kunnen ons, in het licht van de huidige situatie, afvragen hoe Paulus en zijn lotgenoten daar onthaald zouden zijn. Zouden ook daar vuren zijn aangestoken voor de aangespoelde drenkelingen?  

‘Bijzonder vriendelijk’

Een ding is duidelijk: Het is vele malen makkelijker ‘bijzonder vriendelijk’ te zijn als het gaat om 276 drenkelingen dan als het gaat om honderdduizenden. Het is ook vele malen makkelijker om ‘bijzonder vriendelijk’ te zijn als het gaat om opvang voor een paar dagen, of weken desnoods. Als we zien hoeveel politieke weerstand er is om zelfs maar ‘bijzonder vriendelijk’ te zijn als het gaat om de opvang van 500 alleenstaande minderjarigen in Nederland, dan weten we dat we een ander gesprek moeten voeren met elkaar. 

Want vriendelijk, of zelfs ‘bijzonder vriendelijke’ kun je zijn tegen enkelingen. Mensen die je aan kunt kijken, en die jou kunnen aankijken. Mensen met wie je kunt spreken, die fysiek present zijn. Vriendelijk kunnen we zijn tegen de nieuwe buurvrouw uit Syrië, of die jongen uit Ethiopië verderop in de straat. Als kerkelijke gemeente of parochie kun je gastvrij zijn voor dat ene gezin uit Somalië, Iran of Armenië. En als het nodig is, en dat ene gezin uitgezet dreigt te worden, kun je alle zeilen bijzetten en een kerkasiel organiseren.

Maar hoe kunnen we ‘bijzonder vriendelijk en buitengewoon gastvrij’ zijn, zoals de Maltezer bevolking in Handelingen beschreven wordt, als het gaat om tienduizenden, honderdduizenden die aan de poorten van Europa kloppen en niet slechts ‘voor even’ willen komen? Dan gaat het om méér dan persoonlijke gebaren. Dan gaat het om méér dan warme soep, hartelijke woorden en het inzamelen van speelgoed voor de kleintjes. 

Ethische vragen

Als we samen een antwoord willen vinden op de vraag waar het werkelijk om draait als er niet 10, 20 of 276 mensen aan de deur kloppen, maar tienduizenden, of honderdduizenden, dan moet het ook over andere vragen gaan. Dan komen de ethische vragen aan de orde. Dan moeten we ons afvragen wat het überhaupt betekent om mens te zijn. 

Dus niet zozeer wat het betekent om vluchteling te zijn, om Syriër, Venezolaan of Soedanees te zijn, of autochtone Nederlander, Hagenees of Hagenaar, of wat dan ook, maar bovenal wat het betekent mens te zijn.  

Wat betekent het één van de bijna 7 miljard mensen op deze aarde te zijn? Heb ik meer recht dan een ander op onderdak, veiligheid, en voldoende te eten en drinken? Heb ik meer bestaansrecht dan een ander? 

God is onze gastheer

Als er één ding opklinkt uit de bijbel, uit de schriften, het boek dat alle christenen delen als bron van geloof, hoop en liefde, dan is dat het gegeven dat we uiteindelijk allemaal te gast zijn hier. Niemand uitgezonderd. Ieder van ons is gast van God, die ons deze wereld gaf als plek om gezamenlijk te bewonen. God zelf is de gastheer, die niets anders wil dan dat ieder tot zijn of haar recht komt in zijn huis. Als burgers van de hele bewoonde wereld, in het Grieks: de oikomene, de oecumene. 

We zijn hier allemaal te gast. Voor kortere of voor langere tijd. Als we dat besef echt tot ons laten doordringen, echt diep in onszelf toelaten, dan wordt vanzelf duidelijk dat de een niet meer recht heeft om hier of daar te zijn dan een ander. Dat ethische besef kan de sleutel zijn, en zou de sleutel moeten zijn voor al ons handelen, op persoonlijk niveau en op politiek niveau. We zijn gasten van die ene God die zelf ook geen statische, onbewegelijke of onbewogen God is, maar als pelgrim-God, met ons meetrekt. En we zitten allemaal, om nog maar even bij Paulus aan te haken, in hetzelfde schuitje zitten dat ‘leven’ heet. En zo zijn we elkaar gegeven. 

Vanuit die bijbels-ethische grondgedachte, moeten we kijken wat nodig is. En daar kunnen we, ook als internationale gemeenschap, nog veel pragmatischer in worden. Als we weten dat 80% van de 80 miljoen vluchtelingen wereldwijd momenteel uit slechts vijf landen komen, moet het dan niet nog veel dringender gaan om de vraag hoe al die landen weer echt bewoonbare landen worden? Waarom zetten we dan, naast alle humanitaire hulpprogramma’s, niet nog veel meer in op het herstellen van recht, vrede en veiligheid in deze landen? Door politieke pressie, door stille diplomatie, door economische hulp. Niet als lapwerk, maar structureel.

Ontspanning

We zijn hier allemaal te gast. We kunnen elkaar dus als gelijken in de ogen kijken. Ik hoef niet bang te zijn te kort te komen omdat die ander er ook is. Want Gods gastvrijheid is oneindig. Ik mag me ontspannen. En ik mag me verheugen over ieder die op mijn pad komt. Ik mag diegenen met dezelfde buitengewone vriendelijkheid bejegenen als waarmee ik zelf door de Allerhoogste bejegend wordt. Wetend dat zijn gastvrijheid overvloedig is, kan ik het zelf ook gastvrij worden. 

Voor de week van gebed werd een lied geschreven, dat aansluit bij het verhaal uit Handelingen. Het werd door Gert Landman uit het Engels vertaald en kreeg de titel ‘Bijzonder vriendelijk’. We gaan er zo naar luisteren. Het lied eindigt met een zin waarmee ook ik zou willen eindigen: 

‘Door zijn liefde zijn wij gevoed, zijn genade is ons genoeg, 
Dat Hij ons aanneemt is een bron van kracht en leven.’ 

Christien Crouwel
algemeen secretaris