95 hokjes nog te weinig

Wie het jeugd- en jongerenwerk van de kerken van nu vergelijkt met het werk van enkele decennia terug, ziet een hernieuwde discussie over de leeftijd waarover we spreken als het over jongerenwerk gaat. De leeftijd wordt in verschillende kerken naar boven bijgesteld.

Dat is één van de conclusies die je kunt trekken uit de ontmoeting van jongerenwerkers op vrijdag 24 november bij de Raad van Kerken. Aanwezig waren mensen uit onder meer de Protestantse Kerk in Nederland, de Oud-Katholieke Kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerk, de Nederlands Gereformeerde Kerk, het Leger des Heils, de Remonstrantse Broederschap en de Raad van Kerken. De Raad van Kerken organiseert diverse ontmoetingen tussen mensen die in de kerk actief zijn op een zelfde terrein. Soms blijken ze elkaar al goed te kennen, maar er zijn ook voorbeelden van professionele werkers die elkaar in de praktijk eigenlijk weinig spreken. De ontmoeting bij de Raad was in beginsel eenmalig en gaf een doorkijkje naar de activiteiten van de verschillende kerken.

Al snel was duidelijk dat de definitie van jongerenwerk verschilt. De één denkt aan de leeftijdsgroep 0 tot 18 jaar, de ander houdt het op 0 tot 27 jaar. En weer anderen zien de leeftijd voor zich van 0 tot 35 jaar. Het opschuiven van de bovengrens heeft onder meer temaken met het opschuiven van de leeftijd dat jonge mensen als starters verantwoordelijkheid nemen voor eigen baan, relatie, huis en hypotheek.

Bij een rondgang langs de diverse kerken bleek de intergeneratieve aanpak groeiend. Kerken proberen in toenemende mate de verschillende generaties met elkaar in contact te brengen. Een sprekend voorbeeld daarvan is de kliederkerk, zoals die inmiddels in meer dan 100 gemeenten van protestantse huize een plek heeft gekregen. Vaak zijn het moeders met kinderen die vanuit het idee van een ‘messagechurch’ invulling geven aan de kliederkerk; maar je kunt ook aan de vaders denken en de grootouders en de breedte van de gemeente.

JOP heeft verder ervaring met het ‘kom- en ga-model’. Daarbij heb je oog voor jonge mensen die bij de kerk komen om het geloof te vieren, maar ook aandacht voor jonge mensen die juist in de wereld een ontmoetingsplaats hebben gevonden. Je gaat er als kerk op uit om met hen contact te hebben. Een recent Anglicaans rapport werkt die gedachte uit dat er vindplaatsen van kerk zijn op onverwachte locaties. Voor de NGK zijn dergelijke benaderingen herkenbaar. ‘Het CBS zegt wel dat 49 procent van de jonge mensen nog gelooft; maar onze ervaringen zijn heel anders. Bijna alle jongeren hebben een geloofsovertuiging. Maar het is vaak een overtuiging die zich moeilijk laat classificeren’. ‘De Nederlander denkt in aangeharkte parken, Luther in 95 hokjes. Maar de praktijk is veel bloemrijker’. ‘Jongeren zijn op geen enkele manier geïnteresseerd in de denominaties die de kerken er op na houden’, werd kamerbreed gezegd. Andere belangrijke thema’s voor het protestantse jeugdwerk van de PKN zijn onder meer de geloofscommunicatie en de monastieke ontwikkelingen.

Een apart ‘ga-model’ (om het jargon aan te houden dat ooit met Harmen van Wijnen zijn intrede deed) is te vinden in de Remonstrantse Broederschap. Daar is een soort pioniersgemeente in Ede te vinden, die inmiddels wordt uitgebouwd naar drie andere plaatsen, onder meer naar Zwolle. Het goede gesprek staat centraal en de rol van de samenroeper is erg belangrijk. Iets wat herkenbaar is in de diverse pioniersgemeenten van de PKN. ‘Leiderschap is een issue daar en na 8 jaar ervaring kan je zeggen dat het ook één van de kwetsbare onderdelen van een pioniersplek is’. Diverse kerken beaamden het belang van de leiding. Je ziet in de Oud-Katholieke Kerk bijvoorbeeld dat er twee jongerenpastores zijn, één in het bisdom Haarlem en één in het aartsbisdom Utrecht; en dat elke pastor toch een eigen accent legt; ook qua leeftijdsgroep.

De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben een sterk ontwikkeld jeugdwerk, niet alleen binnen de eigen kerk, maar ook in een onafhankelijke stichting: het LCJ. De organisatie heeft een duidelijke structuur met liefst 110 projecten. Daarbij zijn allerlei thema’s terug te vinden die te maken hebben met kinderwerk, catechese en kinderevangelisatie. De ‘Bijbel open’ is een belangrijke invalshoek, zowel voor kerkelijk aanwezige jongeren, als ook voor anderen. Bij het Leger des Heils spelen begrippen als het discipelschap en de persoonlijke relatie met God, die ook in catechese en jongerenwerk essentieel is. Verteld werd van een reis naar Portugal, waar ’s ochtends de Bijbelstudie op het programma stond en ’s middags praktisch-diakonaal doe-werk.

De groep van mensen die gewend zijn beleidsvragen te stellen, bespraken vervolgens nog enkele thema’s in overkoepelende zin. Het ging over de vragen van seksueel misbruik en de preventie. Er zijn modules ontwikkeld door de meldpunten van seksueel misbruik speciaal voor het jeugdwerk. Je kan daarmee niet zeggen dat je preventief werk verricht, maar je kan wel het bewustzijn rond risico’s versterken. Een ander issue dat menigeen hoog bleek te zitten betreft de financiën. Het is een zaak die je ook bij pioniersplekken in algemene zin vindt en waarover geschreven is in het rapport ‘Bestendigen en Doorgaan’. ‘Wij laten vooral ons hart spreken en steeds weer de kinderen zien, de mensen om wie het echt gaat’, zo legde iemand uit van een onafhankelijke stichting die het grootste deel van de gelden uit eigen geldwerving binnenhaalt. Gesignaleerd werd, dat er veel verschillende plaatsen eigen materialen worden ontwikkeld en op maat gemaakt. Er zou veel gewonnen zijn als kerken meer dan nu het geval is ontwikkeld materiaal onderling uitwisselen. Bij het sluiten van de ontmoeting kwam het punt ‘nieuwe privacy’ naar voren. De overheid verandert de regels voor het gebruik van bijvoorbeeld foto’s. Daardoor heb je altijd weer toestemming nodig als je (jonge) mensen herkenbaar in beeld brengt in een uitgave of op een website.

Foto’s:
1. Dirk Gudde leidde de bijeenkomst.
2. Twee deelnemers: Oud-Katholiek (Erna Peijnenburg) en Christelijk-Gereformeerd (Kees van Vianen)