Herkenning in biecht

Luther en Calvijn dachten verschillend over de biecht. Voor Luther was de persoonlijke biecht zinvol en iets wat je in stand moest houden. Calvijn liet de schuldbelijdenis opgaan in een gemeenschappelijk schuldbelijden van de gemeente als onderdeel van de liturgie. De biecht kwam tot zijn recht in de lezing van de wet, die tot verootmoediging opriep en de genadeverkondiging door de dienaar van het woord, die als een soort vergeving ontvangen mocht worden en opriep tot een leven in dankbaarheid.

Het is dan ook opmerkelijk dat in de overwegend calvinistisch georiënteerde kerken van Nederland de waarde van de persoonlijke biecht weer wordt ontdekt. Trouwens niet alleen bij de protestanten ook bij de rooms-katholieken. Het jaar van de barmhartigheid kreeg op allerlei plaatsen invulling door ook de mogelijkheid van biecht aan te reiken.

Woord & Weg, het nieuwe inspiratieblad van de Protestantse Kerk in Nederland, – opvolger van het officiële mededelingenblad Kerkinformatie -, heeft een artikel gewijd aan de herintroductie van de biecht in het protestantisme. Een van de eigen oud-medewerkers, ds. Pieter Versloot, de man die verbonden was aan de dienstenorganisatie als projectleider van de pioniersplekken (het paradepaardje van de protestantse ecclesiologie) introduceerde de biecht in de stad Groningen.

Hij noemt het zelf ‘biechtspreekuur’. ‘Als ik het zo noem, weten de mensen dat het gaat over je hart luchten’, aldus de predikant werkzaam aan de voet van de Martini. Elke woensdag biedt de predikant mensen de gelegenheid om langs te komen in het zogenaamde boter- en broodhuisje, waar armen vroeger hun deel van de bedeling konden ontvangen. ‘Ik weet dat veel predikanten een spreekuur houden, dat is niet nieuw’, aldus ds. Pieter Versloot, ‘Maar als ik het een biechtspreekuur noem, dacht ik, komt niemand voor een wissewasje. Mensen weten dan dat het over je hart gaat, dat je mag luchten. Er wordt naar je geluisterd. Als het past, krijg je een gebed van me mee. Ik heb altijd een bijbel en een liedboek liggen. Soms zeg ik: jouw verhaal doet me denken aan een lied. Vind je het goed dat ik je dat voorlees?’

Twee boeken, zo meld t Jurgen Tiekstra, de auteur van het artikel in Woord & Weg, zijn richtinggevend geweest voor Versloot. Ten eerste een dissertatie van Petruschka Schaafsma, waarin zij schrijft dat onze seculiere maatschappij vaak moeite heeft met ‘het kwaad’. ‘Als je vanuit het humanisme denkt, wat moet je dan doen met al het kwaad dat zich in je ziel en je hart ophoopt? De rottigheid die je oploopt of zelf hebt veroorzaakt, waarvan je spijt hebt? Wat doe je daarmee als niemand tegen je zegt: God vergeeft het je?’

Verder is Gemeinsames Leben van Dietrich Bonhoeffer voor hem belangrijk geweest. ‘Het boekje bevat een mooi hoofdstuk over biecht en avondmaal. Zonde heeft de eigenschap dat het alleen is met mensen, zegt Bonhoeffer daarin. Het kan iemands leven verzoeken. Maar op het moment dat je wat gebeurd is in het licht houdt, in het licht van het evangelie van Christus, begint het te verschrompelen. Als sneeuw die smelt in de zon. Dan kan het niet zijn rotte werk doen, wat het wel doet in het verborgene bij jou. Als je berouw hebt, mag ik in naam van God zeggen dat het vergeven is’.

Versloot werkte een tijdlang in Kazachstan. Daar maakte hij de biecht van de orthodoxe kerk mee. ‘Op zaterdagmiddag kwamen we vaak in de Russisch-Orthodoxe Kerk in de buitenwijk waar wij woonden. Tijdens een paas- of feestdienst was de kerk stampvol. Veel mensen hadden dan een briefje bij zich, waarop ze hun zorgen hadden genoteerd. Daarmee gingen ze naar de priester die achter in de kerk stond. De geestelijke legde een doek over het hoofd van de persoon, las wat hij of zij geschreven had, verleende hem of haar absolutie en verscheurde het briefje. Dat vond ik een mooie vorm’.

Illustratie van een wat vrije associatie bij biecht op internet beschikbaar, waarmee gezegd wil zijn dat je bij een biecht aan een klassieke biechtstoel kunt denken, maar ook aan andere settings.