Onder m’n dak

Verward ben ik.
Zal ik nu wel of niet schrijven over onze laatste ervaringen; met vluchtelingen in de hoofdrol? Ik weet niet of ik er hen mee dien? Of alleen mezelf?
Of u, lezer van mijn verhaal? Dienen….lijkt bijna uit ons woordenboek verdwenen; het is een oud woord, dat beelden oproept van: een dienster, een bediende, een ‘dienstje’, in dienst treden; het lijkt uit de wereld van ongelijkheid, waar werk je ‘geschonken’ werd, waar een betrekking verworven werd, na de overhandiging van een getuigschrift of de aanbevelingen van een eerder broodheer of werkgever.
 
Afijn, in de zomer van 2016, werden we, kort na elkaar, verrast met onderdak zoekende jongemannen uit resp. de Gaza – strook en Irak. De eerste kwam, naar zeggen, in pijnlijke aanvaring met enkele Marokkanen, die met hem meer dan van mening verschilden; een ruit was rond het middernachtelijk uur gesneuveld; de Marokkaanse daders hadden hun toevlucht in het duister gevonden. Het AZC, de handen toen vol aan de toestroom van nieuwe vluchtelingen en ook nog eens te kampen met nieuw, nog op te leiden personeel, beslisten, dat ‘de onruststokers uit beide kampen’ maar eens 14 dagen ‘buiten de poort’ moesten worden gezet. 

Zo kwam een Palestijnse jongeman uit de Gazastrook, op de vlucht voor Hamas, bij ons op zolder terecht. M. was een onzekere, maar intelligente huisgenoot, die het goede van het kwade kon onderscheiden en zijn dromen hier in Nederland wilde vervullen. Bij stukjes en beetjes kwam zijn levensverhaal aan ons oor voorbij; het verschilde niet zoveel van zijn voorgangers, die we spontaan onderdak hadden geboden. Op de vlucht geslagen voor de krijgshaftige activiteiten van de Hamas-beweging in de Gazastrook; familie, die door Hamas onder druk werd gezet. Tenslotte kunnen ontsnappen aan de ogen en oren van de militanten in dit omstreden gebied; lood en leed liet hij achter zich en keek niet om.

Naast het Arabisch kon hij zich goed redden in de Engelse taal; dat pleitte voor hem en was ook in ons voordeel; er vonden veel gesprekken en gesprekjes plaats en het Nederlands maakte hij zich bijna ‘spelenderwijs’ eigen. Hij kwam bij ons tot rust en spande zich in om een genietbaar huisgenoot te zijn; helpende handen waren ‘m niet vreemd. Bijna aansluitend kwam er een Iraakse jongeman, C., een ‘eind-dertiger’, onze zolder bewonen; eerst kwam zijn bagage….; bepakt en gezakt, betrad hij onze woning en de trap naar zolder. Een weekend later: hij; om er zijn moede hoofd neer te leggen. Hij bleek niet alleen moe, maar ook neerslachtig. Dat zou je ook worden van het wachten; het wachten op brieven, op antwoorden op gestelde vragen, het einde aan onzekerheid en onwetendheid; gesteun en gekreun galmt nog na in m’n oren. 

Het waren de laatste dagen, voorafgaand aan de verhuizing naar de nieuwbouw. Niet alleen de medewerkers, maar ook de bewoners van het AZC raakten erdoor van slag. Zij hadden een brief ontvangen, waarop hen duidelijk werd gemaakt, dat ze afstand zouden moeten doen van persoonlijk gerei, dat tot rommel hoorde of kon horen. De oude kazerne moest werkelijk worden ontruimd. Waar eerst werd gehuisd, moest nu…….. worden opgeruimd en geruimd. Met bezem en dweil, met klauwhamer en nijptang werden de ruimten: ruimer tot kaal. De nieuwe behuizing was beslist kleiner en compacter; een bed en kast; niets meer en niets minder. Stoelen en tafels sierden de gemeenschappelijke ruimten, waarin het hart: de keuken. Veel vluchtelingen leggen hun ziel en zaligheid: in een gedekte tafel, waarop hun gerechten in allerlei vorm, kleur en met name geur, tot hun recht komen.

De onderlinge samenwerking kwam, juist in de nieuwbouw, tot volle ontplooiing; in ieder geval: in de taakverdeling omtrent het koken. Onze gast bleek noch verhuizer, noch te genieten van ‘de kouwe drukte’, die zo’n verhuizing met zich meebrengt. Pas een paar uur voor de toewijzing van zijn kamer in een der hagelnieuwe gebouwen, waagde hij zich tussen het verhuislustig AZC-publiek. Bij ons thuis, op zolder, hebben nog maanden koffers en tassen-met-inhoud op hun eigenaar moeten wachten, bij gebrek aan ruimte in de nieuwbouw van het AZC.

Pas toen hij een huisje kreeg toegewezen in ‘Het Dorp’, zo fraai bezongen door Wim Sonneveld, werd zijn bagage door hem van zolder ‘gesleurd’. Ik vroeg me toen pas af, hoe zijn vlucht uit Irak moest hebben plaats gevonden. Ook over de route en het onderweg zijn, heeft hij niet met een woord gerept.
Een kruier….. heeft voor geen vluchteling zijn diensten aangeboden.

Tekst + foto: Harry C.A. Daudt