UvA prijst kerken

De Raad van Kerken, de Protestantse Kerk in Nederland en de Rooms-Katholieke Kerk hebben de afgelopen jaren een de-escalerende rol gespeeld in tijden van kritiek op de islam. Zij hebben niet meegedaan aan de polarisatie tussen moslims en niet-moslims. Dat concluderen de wetenschappers Sipco Vellenga en Gerard Wiegers van de Universiteit van Amsterdam in een dinsdag 6 maart verschenen onderzoek.

De onderzoekers keken naar de manier waarop de leiding van 21 islamitische en niet-islamitische levensbeschouwelijke organisaties reageerde op islamkritische uitingen. Het ging om de verschijning van de film Submission van de cineast Theo van Gogh en de politica Ayaan Hirsi Ali (augustus 2004); de Deense Cartoon affaire (september 2005-2006); de film Fitna van de politicus Geert Wilders (maart 2008); de internetfilm An interview with Mohammed van Ehsan Jami (december 2008); en het Zwitserse minarettenverbod (november 2009). Ze hielden interviews en analyseerden documenten.

De wetenschappers schrijven dat “de onderzochte religieuze organisaties, althans de leiding daarvan, in het huidige tijdvak in Nederland vooral een bron van de-escalatie zijn in de polarisatie rondom de islam. De leiders van de bestudeerde islamitische instellingen hebben niet of terughoudend gereageerd op uitingen van islamkritiek en zeker niet de confrontatie gezocht met de critici. De leidinggevenden van de niet-islamitische organisaties hebben niet gereageerd of wel gereageerd en dan een verzoenende toon aangeslagen en een boodschap uitgedragen van respect en tolerantie.”

Daarnaast hebben de bewegingen contact tot elkaar gezocht. “Een fors aantal islamitische en niet-islamitische organisaties is over de religieuze grenzen die hen scheiden heen banden met elkaar aangegaan of heeft reeds bestaande banden versterkt”, aldus de wetenschappers.

De gegevens zijn belangrijk voor de Raad van Kerken, omdat de interreligieuze ontmoeting al sinds het vorige beleidsplan een belangrijk onderdeel is van de inzet van de Raad. De Raad kent drie beraadgroepen, daaronder de beraadgroep voor Interreligieuze ontmoeting. Ook participeert de Raad in het Caïro-overleg van joden, moslims en christenen en in In Vrijheid Verbonden, waarin zes religies en levensbeschouwingen participeren.

Religies hebben twee gezichten, zeggen de onderzoekers: aan de ene kant wakkeren ze soms vijandschap en geweld aan, aan de andere kant bevorderen ze soms juist saamhorigheid, verdraagzaamheid en een houding van verzoening. ‘In deze studie hebben we geconstateerd’, vervolgen ze, ‘dat de onderzochte religieuze organisaties, althans de leiding daarvan, in het huidige tijdvak in Nederland vooral een bron van de-escalatie zijn in de polarisatie rondom de islam’.

De onderzoekers stellen de vraag of de kerken die rol ook in de toekomst zullen kunnen blijven spelen.  Ze signaleren dat er een anti-islam-sentiment bestaat. Daarbij is niet alleen de rol van de kerken van belang, maar ook de opstelling van de overheid. ‘Blijft zij religieuze groeperingen op gelijke wijze behandelen of gaat ze op termijn op religieus terrein met twee mate meten door het christendom en het jodendom wel en de islam niet te definiëren als een godsdienst, wat ongetwijfeld de polarisatie verder op scherp zal zetten?’ Ook de media zijn van invloed, aldus de onderzoekers. ‘Laten zij zich bij toekomstige incidenten op het terrein van islam en islamkritiek meeslepen door hypes of gaan ze die gebeurtenissen evenwichtig, onafhankelijk en met enige afstand behandelen?’ Vanzelfsprekend is het ook van belang hoe de islam zich zelf zal ontwikkelen. ‘Zal zich onder jongere generaties moslims in hoog tempo een proces van secularisering voltrekken of zal er juist sprake zijn van een opleving van islamitische revitaliseringbewegingen?’

Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw hebben de grote christelijke kerken in Nederland veel leden verloren en aan maatschappelijke betekenis ingeboet, stellen de onderzoekers. Het zijn echter juist deze instellingen die relatief veel investeren in de interreligieuze en maatschappelijke dialoog met moslims. Daarom is het aannemelijk dat de ‘overbruggende’ rol van deze kerken in en voor de samenleving in belang zal afnemen, stellen de Amsterdamse wetenschappers. ‘De orthodox-protestantse kerken weten zich de afgelopen decennia redelijk staande te houden en evangelische groeperingen zelfs nog iets te groeien. Dat is de laatste decennia vooral te danken aan de immigratie van grote aantallen immigranten met een christelijke achtergrond uit Afrika, Azië, Latijns-Amerika en Oost-Europa. Traditioneel hebben evangelische en charismatische groeperingen minder op met de islam dan de gevestigde christelijke kerken en worden zij gekenmerkt door een sterke missiedrang. Dit zou in de toekomst spanningen met moslims kunnen opleveren’.

We nemen hieronder twee gedeelten uit het onderzoeksrapport over waar specifiek wordt ingegaan op de rol van de kerken. Eerst volgt de samenvatting van hoofdstuk vier, waarin de houding van zes christelijke organisaties en kerken wordt benoemd; respectievelijk de Raad van Kerken, de RKK, de PKN, SKIN, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de stichting Evangelie en Moslims. De eerste drie organisaties en kerken verschillen in hun reacties beduidend van de laatst genoemden. Een langer citaat, met daarop aansluitend ook hoofdstuk vijf in een samenvatting als andere religies en levensbeschouwingen aan de orde komen:

In het vierde hoofdstuk staan de christelijke organisaties centraal. Bij de leiding van de onderzochte christelijke kerken en instellingen treffen we twee reactiepatronen aan. In reactie op de islamkritische uitingen hebben de leidinggevenden van de Raad van Kerken, de RK-Kerk en de PKN vooral de banden met diverse moslimorganisaties, waaronder het CMO en de CGI, aangehaald, hen morele steun gegeven en de dialoog met hen aangescherpt en geïntensiveerd. De leiding van de Christelijke Gereformeerde Kerken en de stichting Evangelie & Moslims alsmede SKIN hebben daarentegen daarop niet in het openbaar gereageerd. De Christelijke Gereformeerde Kerken en de stichting Evangelie & Moslims beschouwen het niet als hun taak als religieuze instellingen om op islamkritische uitingen te reageren. Dat is naar hun mening de taak van politieke en maatschappelijke organisaties. Tevens is van invloed dat men in het bevindelijke deel van de achterban van de genoemde kerken zeer geringe prioriteit toekent aan maatschappelijk inzet. De SKIN-leiding ziet het evenmin als haar taak om op islamkritische uitingen publiek in te gaan. Zij stelt zich primair ten doel de lidkerken te helpen “hun weg in Nederland te vinden” en hun belangen te behartigen. Tussen de aangesloten migrantenkerken lopen de standpunten over de islam en islamkritiek sterk uiteen. Het contact tussen de genoemde orthodox-christelijke groeperingen en islamitische organisaties is zeer beperkt.

De leiding van de Raad van Kerken, de RK-Kerk en de PKN maken zich alle drie zorgen over het negatieve klimaat rondom moslims en islam in Nederland. Om dit klimaat te verbeteren alsmede islamgerelateerde vraagstukken aan te pakken, pleiten zij voor een intensivering van de uitwisseling over deze zaken met moslims in ontmoeting en confrontatie. Zelf leveren ze hieraan een bijdrage door de relaties met moslimorganisaties te versterken en met moslims een dialoog te voeren over geloofskwesties alsook over maatschappelijke kwesties, zoals gebeurt in de zogenaamde Caïro-groep. Zij veronderstellen dat door samenwerking en dialoog belangrijke resultaten kunnen worden geboekt. Tevens stimuleren zij plaatselijke gemeenten, parochies en raden van kerken tot het voeren van een dialoog met moskeeorganisaties.

De leidinggevenden van de drie instellingen hechten sterk aan de vrijheid van meningsuiting. Tegelijkertijd keuren ze het kwetsen, bespotten en beledigen van moslims af. Dat staat niet alleen haaks op hun levensvisie waarin noties als ‘respect’ en ‘verdraagzaamheid’ centraal staan, maar staat ook dialoog die men bepleit in de weg. Ondanks dat de leiders van de Raad van Kerken, de RK-Kerk en de PKN belangrijke inhoudelijke verschillen zien tussen de islam en het christendom, realiseren ze zich dat er tussen hun organisaties en islamitische instellingen ook inhoudelijke en vooral maatschappelijke verwantschap bestaat. Zo hechten kerken en islamitische organisaties beide aan de vrijheid van godsdienst en ruimte voor godsdienst in de publieke sfeer. Mede vanwege dit besef zijn er relatief veel contacten tussen deze mainline christelijke instellingen en islamitische organisaties.

In het vijfde hoofdstuk staan de overige levensbeschouwelijke organisaties centraal. Deze blijken zeer verschillend te hebben gereageerd op de vijf geselecteerde islamkritische uitingen. Terwijl de leiding van de joodse organisaties (mede) in reactie op deze uitingen de contacten en maatschappelijke dialoog met islamitische organisaties heeft geïntensiveerd, was daarvan bijvoorbeeld bij de leiding van het Humanistisch Verbond geen sprake. Het Humanistisch Verbond heeft het vooral voor islamcritici opgenomen op het moment dat zij vanwege hun kritiek bedreigd werden. De joodse organisaties laten zich in hun optreden vooral leiden door de notie van ‘joods belang’, alhoewel de rabbijnen zich over de uitingen ook in termen van ‘mensenrechten’, ‘tolerantie’ en ‘respect’ hebben uitgelaten. Joodse instellingen herkennen als organisaties van een minderheidsgroep die zelf regelmatig wordt gestigmatiseerd, niet zelden de vooroordelen tegen de moslimgemeenschap. Zij delen met islamitische instellingen belangen op het punt van godsdienstvrijheid, verbod op (smadelijke) godslastering en vrijheid van onderwijs; hun relatie wordt echter belast door vermeend antisemitisme in islamitische kring, vermeend anti-islamisme in joodse kring en het Midden-Oosten conflict.

De leiding van het Humanistisch Verbond benadert het vraagstuk van de islamkritische uitingen primair vanuit het kader van de vrijheid van meningsuiting. Zij neemt zelf een kritische positie in tegenover religie, inclusief de islam, en wil zich alle recht voorbehouden zich daarover in de toekomst vrijelijk kritisch te kunnen blijven uiten. De ervaren inhoudelijk afstand tussen het gedachtegoed van het Humanistisch Verbond en het geloofsgoed van de meeste islamitische organisaties brengt met zich mee dat het Humanistisch Verbond betrekkelijk weinig contacten onderhoudt met islamitische instellingen.

De leidinggevenden van de BUN en de HRN hebben niet gereageerd op de uitingen. Zij zien het niet direct als een prioriteit zich daarover uit te laten. Men had andere prioriteiten, zoals de opbouw van de eigen geloofsgemeenschap. Binnen de hindoegemeenschap in Nederland lijkt sinds de komst van Pim Fortuyn in de politiek wel enige sympathie voor islamkritiek te bestaan. Ervaringen met de PVV in de Haagse gemeentepolitiek hebben de laatste tijd in de hindoegemeenschap echter het besef doen groeien dat niet alleen de moslimgemeenschap maar ook zij getroffen kan worden door anti-multiculturele politiek. Vanwege de beleefde afstand tussen het geloofsgoed van de BUN respectievelijk de HRN en dat van islamitische instellingen, is het aantal contacten van de BUN en de HRN met islamitische instellingen beperkt. Wel onderhouden hindoes en moslims van Surinaams-Hindoestaanse afkomst op lokaal niveau veel contact met elkaar wat terug gaat tot diep in de geschiedenis van Suriname. De NHR en de BUN nemen, evenals overigens de genoemde joodse organisaties en het Humanistische Verbond, deel aan de inter-levensbeschouwelijke initiatieven van de Prinsjesdagviering en In Vrijheid Verbonden.

Dan volgt hier het begin van hoofdstuk 4 uit het feitelijke rapport, waar de christelijke organisaties aan de orde komen. De Raad van Kerken is als eerste aan de beurt. Daarna volgen de andere christelijke kerken en organisaties. We beperken ons tot datgene wat over de Raad geschreven staat:

Raad van Kerken 

Portret 

Organisatie 

De Raad van Kerken in Nederland (RvK) is in 1968 opgericht en richt zich op het bevorderen van de eenheid der christelijke kerken alsmede de gezamenlijke dienst van de lidkerken aan de samenleving (vgl. RvK 2007). Om deze doelstelling te bereiken stimuleert hij de oecumenische dialoog tussen christelijke kerken en “activiteiten waardoor de kerken in woord en daad proberen een bijdrage te leveren aan het welzijn van mensen in de samenleving, zowel door het bieden van bezinning en reflectie op verschillende ontwikkelingen in de samenleving als door het opkomen voor mensen in kwetsbare posities, in Nederland en zo mogelijk ook daarbuiten”. (Idem: 4)

De Raad telt momenteel dertien lidkerken, één kandidaat-lid en drie geassocieerde leden. Onder de leden zijn de twee grootste kerken in Nederland, de Rooms-Katholieke Kerk (RK-Kerk) en de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), maar ook kerken met een migrantenachtergrond, zoals de Evangelische Broedergemeente, de Syrisch-Orthodoxe Kerk, de Molukse Evangelische Kerk en de Anglicaanse Kerk.

De ‘directe achterban’ van de Raad van Kerken bestaat uit negen provinciale raden van kerken en circa 300 (meer of minder actieve) lokale raden van kerken. Het landelijke werk omvat drie beraadgroepen: Geloven en Kerkelijke Gemeenschap, Samenlevingsvraagstukken (sinds november 2009) en Interreligieuze Ontmoeting. De laatstgenoemde beraadgroep kent een aparte werk- of contactgroep Islam. Voorts heeft de Raad tijdelijke werkgroepen, zoals de projectgroep Integratie die in 2004 werd ingesteld en in 2006 weer werd opgeheven nadat ze – in samenwerking met de vereniging van migrantenkerken Samen Kerk in Nederland (SKIN) – het studierapport Op elkaar aangelegd. Integratie en de rol van religie; een visie vanuit de kerken (2006) had uitgebracht. Het hoogste orgaan is de Plenaire Raad die zeven maal per jaar bijeenkomt. Het moderamen is het dagelijks bestuur van de Raad. De voorzitter is drs. Henk van Hout, de algemeen secretaris ds. Klaas van der Kamp. Ds. van der Kamp hebben we ten behoeve van dit onderzoek geïnterviewd (voor biografische informatie zie Bijlage 1). Hij volgde in 2008 ds. Ineke Bakker op, die deze functie van 1995 tot 2007 had vervuld. In 2001 en 2006 is het werk van de Raad van Kerken grondig gereorganiseerd en afgeslankt. Het werk op het landelijke bureau wordt uitgevoerd door enkele betaalde krachten en een groot aantal vrijwilligers.

De Raad van Kerken is een koepelorganisatie die de dialoog tussen christelijke kerken en de dienst van die kerken aan de samenleving probeert te bevorderen. Tevens is hij mede het gezicht van de christelijke kerken naar de samenleving toe waarbij hij zich vanouds als ‘progressief en profetisch’ profileert. Een hoogtepunt in zijn geschiedenis is het zogenaamde Conciliair Proces voor gerechtigheid, vrede en heelheid voor de schepping dat culmineerde in enkele drukbezochte kerkdagen in Utrecht (1989) en Amersfoort (1992). Vanaf de tweede helft van de jaren negentig wordt de Raad van Kerken geconfronteerd “met een terugslag, die tot reorganisatie en inkrimping leidt.” (Noordegraaf 2008: 16). De oecumenische discussie over kwesties van ‘ambt, sacrament en viering’ hapert. Het beleidsplan voor de jaren 2007-2011 meldt: “De oecumenische samenwerking lijkt over het hoogtepunt heen.” (RvK 2007: 2) Dit laat onverlet dat de Raad zich ook de afgelopen jaren bezig heeft gehouden met maatschappelijke thema’s en de ambitie heeft signalerend, vragend en appelerend te spreken als een ontwikkeling in de samenleving of het overheidsbeleid “een richting neemt die men op basis van eigen inzichten en uitgangspunten werkelijk onverstandig of onrechtvaardig vindt.” (RvK 2006: 48)

Levensbeschouwing 

In zijn werk laat de Raad van Kerken in Nederland zich inspireren door teksten uit de internationale oecumenische beweging. Het gaat daarbij vooral om teksten die geschreven zijn in het kader van het Conciliair Proces en bij uitstek het document Charta Oecumenica (RvK 2001), dat de thema’s van het Conciliair Proces binnen de Europese context concretiseert en dat door alle lidkerken van de Raad wordt onderschreven. Over de relatie van de kerken tot de islam zegt dit document:

“ Sinds eeuwen leven er moslims in Europa. Zij vormen in sommige Europese landen grote minderheden. Daarbij waren en zijn er veel goede contacten tussen moslims en christenen, maar ook grote reserves en hardnekkige vooroordelen aan beide kanten. Deze berusten op pijnlijke ervaringen uit het verre en nabije verleden. Wij willen de ontmoeting tussen christenen en moslims alsook de christelijk-islamitische dialoog op alle niveaus intensiveren. In het bijzonder bevelen wij aan om met elkaar over het geloof in de ene God in gesprek te gaan en wederzijds de opvattingen over mensenrechten te verhelderen. Wij verplichten onszelf ertoe: moslims met respect tegemoet te treden; in zaken van gemeenschappelijk belang met moslims samen te werken.” (RvK 2001)

De Raad van Kerken in Nederland wil zich vanuit een christelijke inspiratie inzetten voor een democratisch, humaan en sociaal Nederland, waar waarden als vrijheid, tolerantie, participatie en solidariteit verwezenlijkt worden. Hij hecht aan de vrijheid van meningsuiting, maar ook aan de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van onderwijs en het verbod op smadelijke godslastering.

“Tot slot willen wij als kerken opkomen voor het goed recht van minderheden in een democratische samenleving. In dit kader houden wij een hernieuwd pleidooi voor het wettelijk verankerd recht op godsdienstvrijheid, vrijheid van onderwijs en het verbod op smadelijke godslastering. Differentiatie van de samenleving vereist een hoge mate van onderlinge verdraagzaamheid en respect, waarvoor de overheid de noodzakelijke voorwaarden dient te scheppen en te bewaken.” (RvK,19 juli 2010)

De Raad ziet de islam in Nederland als een belangrijke godsdienst die hij met respect tegemoet wil treden:

“Wij kunnen er voor zorgen *…+ dat we ons realiseren dat de moslims niet een verwaarloosbare groep vormen in Nederland, [ook] qua aantal. Als er, zeg maar, circa 800 duizend zijn, dat is zo’n essentiële groep en die wordt zo essentieel in onze samenleving dat wij ook de maatschappelijke plicht, uitdaging hebben om zichtbaar te maken dat we beiden een bijdrage leveren aan die samenleving en dat die moslimgroeperingen daarin ook een essentiële, een democratische bedding en een gerespecteerde bedding krijgen. En dat christenen daar ook mee leren omgaan nu we toevallig net in dezelfde tijd als christenen niet meer de meerderheid vormen, maar de grootste minderheid zijn in Nederland.” (Interview ds. Van der Kamp)

Hoewel de Raad ervan doordrongen is dat er tussen het christelijk geloof en de islam fundamentele inhoudelijke verschillen bestaan en vindt dat die in het gesprek tussen de verschillende geloofsgemeenschappen benoemd en besproken moeten kunnen worden, zoekt hij in de contacten in eerste instantie naar datgene wat christenen en moslims verbindt. ‘Interreligieuze ontmoeting’, ‘interreligieuze dialoog’ en ‘interculturele dialoog’ zijn in het werk van de Raad sleutelbegrippen.

Het thema islam en integratie houdt de Raad van Kerken sinds het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw bezig. In 1980 richtte de Raad de werkgroep Pluriforme Samenleving op die zich in de nota Op elkaar aangewezen (1984) ondubbelzinnig uitsprak voor een rechtvaardige pluriforme samenleving waarin mensen zich op elkaar aangewezen (kunnen) voelen en migranten als gids worden gezien. In 2003 publiceerde de Raad de nota Op weg naar toekomst: een visie van kerken op migratie. Tegen de achtergrond van het vurige publieke debat over integratie stelde de Raad in 2004 de projectgroep Integratie in, die in 2006 samen met SKIN het studierapport Op elkaar aangelegd. Integratie en de rol van religie; een visie vanuit de kerken publiceerde. Dit rapport werd gevolgd door de brochure Wij horen bij elkaar. Kerken, geloof en integratie (2006a) die bestemd is voor lokale groepen en gemeenten. In het doorwrochte bezinningsrapport wordt het vraagstuk van integratie geanalyseerd in termen van ‘sociale cohesie’ en ‘burgerschap’. Kerken en religie kunnen bijdragen aan het verminderen van spanningen en het integratieproces bevorderen. Het rapport pleit voor een oriëntatie op een ‘decent society’ en legt een sterk accent op integratie als de gezamenlijke inspanning van autochtonen en migranten. De Beraadgroep Interreligieuze Ontmoeting heeft in het begin van deze eeuw de handreiking Samen vieren. Met mensen van andere religies (2003a) uitgebracht en een jaar later de nota Wie zeggen de mensen dat ik ben? Jezus Christus in de dialoog (2004).

Interreligieuze banden en activiteiten 

De contacten van de landelijke Raad van Kerken en diverse plaatselijke raden van kerken met moslims en moslimorganisaties gaan terug tot in de jaren zeventig van de twintigste eeuw. In 1979 werd bij de Raad een Sectie Relatie Wereldgodsdiensten opgericht die rond 1984 omgedoopt werd tot de Sectie Interreligieuze Ontmoeting (vgl. Speelman & Steenbrink 2008). Na de reorganisatie van de Raad in 2001 werd deze naam veranderd in Beraadgroep Interreligieuze Ontmoeting. De Raad van Kerken neemt deel aan de inter-levensbeschouwelijke Prinsjesdagviering die sinds 1999 jaarlijks in Den Haag wordt gehouden op de dag van de opening van het parlementaire jaar.

Vooral in de grote steden onderhouden raden van kerken of verwante instellingen sinds lange tijd contacten met moslims en islamitische groeperingen. Een voorbeeld van een interessant plaatselijk oecumenisch initiatief is de in1985 inUtrecht opgerichte Interkerkelijke Stichting Kerken en Buitenlanders (ISKB) die zich door middel van projecten voor vrouwen, mannen en op scholen inzet voor een beter functionerend multicultureel Utrecht (Krikke e.a. 2000).

Reacties 

Publieke reactie 

De Raad van Kerken heeft niet in het openbaar gereageerd op Submission. Wel heeft hij na de moord op Theo van Gogh en het geweld dat daarop volgde naar alle leden van lokale raden van kerken een brief gestuurd waarin hij die moord en dat geweld veroordeelt, de leden oproept contacten te leggen en te versterken met moslimgemeenschappen en zich gezamenlijk met hen in te zetten voor bescherming van de democratische rechtsstaat en zijn fundamentele rechten (RvK, november 2004). Na de bloedige aanslagen in Londen op7 juli 2005 gaven de Raad van Kerken, het CMO en het CJO gezamenlijk een verklaring uit waarin ze hun afschuw over deze gebeurtenissen uitspraken (RvK, CJO, CMO,27 juli 2005).

De leiding van de Raad van Kerken heeft niet gereageerd op de Deense cartoonaffaire, de film Interview met Mohammed en de Zwitserse minarettenkwestie. Wel heeft ze zich publiekelijk uitgelaten over Fitna. Ze wijst het beeld dat deze film van de islam oproept resoluut af als een karikatuur van de islam (RvK, 27 maart 2008). In een gezamenlijke verklaring van de Raad van Kerken, de PKN, het CMO en de CGI aan de vooravond van het uitkomen van Fitna staat:

“Wereldwijd en in eigen land nemen de spanningen toe over het voornemen van de heer Geert Wilders zijn film Fitna uit te brengen. In zijn aankondiging laat de heer Wilders zich provocerend uit over de Koran en de profeet Mohammed en geeft hij een eenzijdig beeld van de islam als een gewelddadige religie.” (RvK e.a.,17 maart 2008)

Op de dag van verschijning van de film heeft ds. Klaas van der Kamp gezegd: “Het beeld dat de film oproept, is eenzijdig en provocerend.” (RvK,27 maart 2008)

Inter-levensbeschouwelijke samenwerking 

Na de moord op Theo van Gogh heeft de Raad van Kerken samen met de PKN een pastorale ‘telefonische luisterlijn’ geopend. Tevens heeft de Raad contact gezocht met islamitische instellingen en daar incidenteel activiteiten mee ondernomen. Zo namen vertegenwoordigers van de Raad van Kerken en van islamitische instellingen (en Joodse organisaties) bijvoorbeeld deel aan een interreligieuze bijeenkomst in Amsterdam op2 november 2005, een jaar na de moord op Theo van Gogh.

De banden tussen de Raad van Kerken en moslim organisaties hebben een sterke impuls gekregen in reactie op de aankondiging van Fitna.

“Ik denk dat een belangrijk markeringspunt voor de Raad *…+ de aankondiging van de film Fitna [is geweest]. Toen, dat was in de tijd dat ook die Deense cartoonkwestie speelde, dreigden de opvattingen met name in het buitenland over het Westen en over christendom, [en dat] werd soms toch te snel in één adem genoemd, behoorlijk scheefgetrokken te worden. En we waren bang. We wisten niet precies wat Fitna zou brengen. We waren bang dat dat niet als het idee van één politicus, een minderheid, gezien zou worden, maar dat, zeg maar, de hele groep, het hele land, een hele religie erop afgerekend zou worden. Toen *…+zijn we contact gaan zoeken met moslimgroeperingen, met name met het CMO, Contactorgaan Moslims Overheidsaangelegenheden, en toen ontstond het idee om samen op te trekken om te laten zien dat wat Wilders voorstaat een bepaalde niche is en dat religies hier in hoofdlijnen goed samen kunnen optrekken en samen bijdragen leveren aan de samenleving..” (Interview ds. Van der Kamp)

Na de aankondiging van Fitna werden de contacten tussen de Raad en mosliminstellingen sterk geïntensiveerd. In een overleg tussen de Raad van Kerken, de PKN, het CMO en de CGI werd besloten “naar Caïro te gaan en daar een statement af te geven, toe te lichten en die delegatie te laten bestaan uit afgevaardigden van zowel christelijke kerken als moslimgroeperingen” (Interview ds. Van der Kamp). De Caïro-reis vond plaats van 24 tot en met 28 maart en de delegatie bestond uit ds. B. Plaisier (voorzitter; PKN, Raad van Kerken), Driss El Boujoufi (CMO), A. Khairoun (CGI, NMR), Z. al-Touraihi (CMO), M.A. Abdellah (docent VU), T. van Eijk (bisdom Rotterdam) en J. van Baalen (Kerk in Actie). In Caïro bracht de delegatie een bezoek aan Mohammed Sayyid Tantawi (Sheikh van Al-Azhar, Caïro, st. 2010), Rev. El-Baiady (Protestantse Kerken in Egypte), J. Abdelsalaam (Liga van Islamitische Universiteiten), bisschop Qulta (Koptisch Katholieke Kerk), bisschop Marcos (Koptisch Orthodoxe Kerk), de Universiteit van Caïro, het CIDT (Center for Intercultural Dialogue and Translation) en de Nederlandse Ambassade in Egypte (Caïro-groep 2008). Het gesprek met Tantawi startte zeer emotioneel omdat hij woedend was over de toelichting die de Nederlandse ambassadeur Tj. de Zwaan hem een dag eerder had gegeven op de aangekondigde film Fitna en waarin hij volgens Tantawi geen begrip had getoond voor de godsdienstige gevoelens van moslims (Reformatorisch Dagblad, 26 maart 2008). De delegatie kon een deel van die woede wegnemen, zo blijkt uit haar reisverslag (Caïro-groep 2008). Voorafgaande aan het bezoek legde de delegatie een verklaring af waarin ze afstand nam van ‘provocerende’ uitlatingen van Wilders over de islam en Koran, stelde dat godsdiensten nooit de bedoeling hebben om op te roepen tot geweld en zij moslimorganisaties en kerken in de islamitische landen opriep “juiste informatie te geven over wat er in Nederland aan de hand is en geen uitspraken te doen die de spanningen tussen moslims en christenen vergroten *…+” (idem). Tijdens de reis kwam Fitna uit en deze film werd tijdens een persconferentie als “misleidend en suggestief” door de delegatievoorzitter afgewezen (idem).

Na de reis is de informele overleggroep, die later de Caïro-groep ging heten, blijven bestaan en heeft zich uitgebreid met vertegenwoordigers van de Joodse kerkgenootschappen: de NIK en het NVPJ. In deze groep wordt gedebatteerd over brandende maatschappelijke onderwerpen waarover regelmatig publieke verklaringen worden uitgegeven:

Moslims en christenen roepen bevolking op tot respect en vreedzaam samenleven (RvK, PKN, CMO, CGI,17 maart 2008),
Verklaring Fitna (Cairo-groep,27 maart 2008),
Oproep tot Saamhorigheid (RvK, CMO, NVPJ, december 2008),
Open brief: Gaza (RvK, CJO, CMO,19 januari 2009),
Klimaatverklaring (RvK, CMO, NIK, NVPJ, januari 2010).

Geïnitieerd door de Caïro-groep hebben de leiders van landelijke religieuze organisaties op9 juni 2010gezamenlijk in Utrecht hun stem voor de Tweede Kamerverkiezingen uitgebracht en op9 februari 2011een ‘interreligieuze dialoog wandeling’ door Amsterdam-West gemaakt.

De Raad van Kerken heeft deelgenomen aan overleg tussen de ministers Hirsch Ballin (Justitie) en Vogelaar (WWI) en vertegenwoordigers van migrantenorganisaties en levensbeschouwelijke instellingen in Nederland op het ministerie van VROM / WWI op 28 maart 2004over de film Fitna. De Raad stond aan de wieg van en participeert in het verband In Vrijheid Verbonden. Bij dit initiatief zijn vertegenwoordigers van zes levensbeschouwelijke en religieuze stromingen betrokken: christenen, moslims, joden, boeddhisten, hindoes en humanisten. Sinds haar oprichting in 2005 zijn er twee bescheiden en drie grote bijeenkomsten georganiseerd waarbij koningin Beatrix aanwezig was: één ter ere van het zilveren regeringsjubileum van de koningin, getiteld ‘In Vrijheid Verbonden; eenheid in verscheidenheid’(15 december 2005), één onder verwijzing naar de Unie van Utrecht (23 januari 1579), getiteld ‘In vrijheid verbonden; samen leven in wederzijds respect’ (25 januari 2007) en één over het thema ‘Wat verbindt ons en waar moet het heen?’ (25 januari 2010) (vgl. Speelman & Steenbrink 2008: 87-88). Op 19 januari 2011 hebben delegaties van de Deense kerken en de Raad van Kerken in Nederland met elkaar teruggeblikt op de Deense cartoon-affaire en de Nederlandse Fitna-affaire en gesproken over het kerkelijke beleid inzake interreligieuze ontmoetingen, waarbij ook vertegenwoordigers van moslim organisaties aanwezig waren.

De Beraadgroep Interreligieuze Ontmoeting legt zich toe op het bevorderen van het religieuze gesprek met vertegenwoordigers van andere godsdiensten, waaronder de islam. In 2006 bracht zij de handreiking Wie is bang voor wie? (2006) uit. Haar werkgroep Islam organiseert regelmatig bijeenkomsten en activiteiten met moslims, moslimgroepen en hun leiders. Die werkgroep voert theologische verkenningen uit, zoals rond de uitgave van A Common Word (13 oktober 2007), een open brief van 138 vooraanstaande moslimgeleerden die ten doel heeft bij te dragen aan een betere verstandhouding tussen moslims en christenen (zie ook Nielsen 2008). De Raad van Kerken brengt ieder jaar een Ramadan-groet uit. Hoewel de interreligieuze dialoog “niet altijd eenvoudig” is, aldus het rapport Wie zeggen de mensen dat ik ben? , volhardt hij hierin (RvK 2004: 4).

Factoren 

Diagnostische framing 

Volgens de leiding van de Raad van Kerken leven we in een sterk gedifferentieerde en verdeelde samenleving waarin grote behoefte is aan onderlinge verdraagzaamheid en respect (RvK,27 september 2010). In dat licht verzet hij zich tegen een stigmatisering van bevolkingsgroepen die nieuwe tegenstellingen schept of bestaande tegenstellingen aanwakkert. De Raad is van mening dat er volop ruimte moet zijn voor kritiek op religie, of het nu gaat om de islam of het christendom, maar dat er over zaken die voor gelovigen heilig zijn met respect gesproken dient te worden (Interview ds. Van der Kamp).

Het is ds. Klaas van der Kamp niet bekend of er in de Raad is gesproken over Submission, de internetfilm Interview met Mohammed en de Deense cartoons. Wel staat vast dat Fitna voorwerp van intensief beraad is geweest en de Raad zich daarover publiekelijk heeft geuit. In de verklaring van de Raad met het CMO, de CGI en de PKN in de aanloop naar de verschijning van Fitna, staat: “Als moslims en christenen constateren wij dat de aankondiging van deze film in ons land onnodig tegenstellingen heeft opgeroepen, waar geen enkele redelijke aanleiding voor is. Uitingen die aanzetten tot angst voor de islam en moslims, werken destructief. (…) wij onderkennen dat wij elkaar juist nu met volharding dienen blijven te ontmoeten en waar mogelijk moeten samenwerken om in respect voor elkaar te bouwen aan een verdraagzame samenleving.” (RvK e.a.,17 maart 2008)

Het belang dat de Raad aan Fitna toekende, werd nog versterkt door signalen die hij opving over de schade die de film in islamitische landen zou kunnen toebrengen aan de relatie tussen moslims en christenen:

“Signalen die wij uit binnen- en buitenland ontvangen, maken ons duidelijk dat deze film de relaties tussen bevolkingsgroepen en godsdiensten wereldwijd op een onverantwoorde manier onder druk kan zetten. Het is verwerpelijk als het heilige in onze religies bespot en ons geloof gekrenkt wordt. Wij wijzen het daarom met kracht af als de Koran en de profeet Mohammed geminacht en belasterd worden.” (RvK,17 maart 2008)

In een persbericht na het uitkomen van Fitna zei de Raad over de film: “De Raad van Kerken vraagt om religies met respect tegemoet te treden en van de islam geen karikatuur te maken. Door beelden van terroristische aanslagen te verbinden met extremistische elementen binnen de islam, roept Wilders een eenzijdig beeld op van deze godsdienst. De kerken onderkennen de verschrikkingen van geweld en wijzen uiteraard iedere vorm van terrorisme af. Ze zijn echter ook van mening dat met een genuanceerde analyse van de huidige politieke situatie in bepaalde delen van de wereld de dialoog met de islam en de ontwikkeling van de democratische samenleving een grotere dienst wordt bewezen.” (RvK,28 maart 2008)

Hij had vooral grote moeite met de toon van islamkritiek die in de film wordt aangeslagen en die de dialoog tussen bevolkingsgroepen in de weg kan staan:

“De Raad van Kerken meent ook dat er ruimte moet zijn voor kritiek op religieuze omgangsvormen, of het nu gaat om moslims of christenen, maar de toon daarbij is van belang. De beste vorm om daarin verder te komen, is het onderlinge gesprek. De kerken vinden dat de samenleving zich niet moet laten leiden door angstgevoelens. De film van Wilders roept allerlei suggesties op die de grens naderen van wat heilig is voor anderen. Zo’n weergave kan moeilijk een zuivere basis zijn voor een gesprek over integratie.” (RvK,28 maart 2008)

Over de Zwitserse minarettenkwestie en de SGP-motie over terughoudendheid bij de bouw van onder andere minaretten, is ook binnen de Raad gesproken. De uitkomst daarvan was dat de Raad van mening is dat godsdienstige groeperingen op basis van de vrijheid van godsdienst in beginsel ook de vrijheid moeten hebben om naar eigen voorkeur godsdienstige gebouwen te bouwen en dat die vrijheid gelijkelijk geldt voor alle geloofsgroepen. Hierover heeft de Raad overigens geen publiek statement afgegeven. Over de SGP zegt Van der Kamp:“Ik dacht niet dat diezelfde partij zei: je moet kerktorens uit de straat laten verdwijnen of zoiets. Dus het is dan toch, ja, wat je zelf als recht hebt, moet je de ander niet willen ontnemen en dat idee van schuilkerken dat we ooit hebben gehad, dat is het toch ook niet.” (Interview ds. Van der Kamp)

Strategische framing 

De Raad van Kerken ziet de kerken die ze representeert als belangrijke dragers van de christelijke traditie, die vanuit die traditie niet alleen met zichzelf bezig willen zijn, maar ook met maatschappelijke vraagstukken. Hij beschouwt kerken als spelers in de civil society die een publieke rol kunnen en wensen te vervullen: “De kerken in Nederland verenigd in de Raad van Kerken zijn niet alleen dragers van een rijke christelijke traditie, zij voelen zich vanuit diezelfde traditie verbonden met de huidige tijd en betrokken bij vraagstukken die zich in de samenleving voordoen. Net als de nieuw te vormen regering hebben de kerken het welzijn van de mensen voor ogen. De rol en positie van de wereldlijke overheid en die van de kerken zijn daarbij evident zeer verschillend. Wij hechten aan goede contacten tussen de kerken en de overheid. Wij menen dat de kerken, als levensbeschouwelijke spelers op het maatschappelijk middenveld, een zinvolle gesprekspartner voor de regering zijn.” (Rvk,19 juli 2010)

Vanuit deze taakopvatting pleitte de Raad in 2010 bij de informateurs van het kabinet Rutte voor de vrijheid van godsdienst en een overheid die voorwaarden schept voor verdraagzaamheid en respect en schreef hij aan de Tweede Kamerfractie en het Partijbestuur van het CDA: “Wij menen dat het dit kader gepast is om ons te distantiëren van uitspraken die de islam typeren als ideologie. De vrijheid van godsdienst geldt niet enkel de christelijke kerken, maar evengoed de andere godsdiensten en levensbeschouwingen in ons land.” (RvK,27 september 2010)

De Raad van Kerken ziet in de dialoog tussen bevolkingsgroepen als een zeer belangrijk middel om de spanningen tussen bevolkingsgroepen in onze samenleving te hanteren en te komen tot een oplossing van maatschappelijke vraagstukken. In de Oproep tot saamhorigheid staat:“Wij zijn vanuit ons mens-zijn geroepen om ons in te zetten voor de vrede. Daarin zijn we partners van anderen, aanjagers binnen de samenleving. We zijn met elkaar in dialoog om niet langs elkaar heen te leven, zodat we niet in getto’s leven of in apartheid, maar met elkaar de Nederlandse samenleving vormen.”

En:“De dialoog leert ons samen te werken en in te gaan op de uitdagingen in de samenleving, zowel dichtbij als verder weg. Door de dialoog dragen we bij aan een vreedzame samenleving, die weet om te gaan met verscheidenheid en cohesie bevordert.” (RvK, CMO, NVPJ, december 2008)

In de dialoog die de Raad van Kerken voorstaat, kunnen we onderscheid maken tussen de interreligieuze dialoog over religieuze kwesties en de maatschappelijke dialoog over maatschappelijke en politieke kwesties. In reactie op de aankondiging en het verschijnen van Fitna heeft de Raad van Kerken vooral extra geïnvesteerd in de maatschappelijke dialoog. In de aanloop naar Fitna heeft hij zich beijverd voor de organisatie van een reis naar Caïro, één van de grote religieuze centra van de islamitische wereld. Met de interreligieuze samenstelling van de reisdelegatie wilden de organisatoren duidelijk maken dat moslims en christenen in Nederland op goede voet met elkaar leven, wat de geloofswaardigheid van de boodschap van respect en verdraagzaamheid zou moeten versterken. Na de reis heeft de Raad zich sterk gemaakt voor de continuering van het informele Caïro-overleg en voor de deelname van joodse organisaties daaraan. Alle verklaringen die deze groep sinds Fitna heeft uitgegeven zijn van christelijke zijde door de Raad van Kerken ondertekend.

De Raad van Kerken probeert zijn standpunten over maatschappelijke kwesties aan kerkleden, maar ook aan de samenleving als geheel, op een effectieve manier over het voetlicht te brengen door in te spelen op de dynamiek van de media en op het juiste tijdstip naar buiten te treden. Daarbij doet zich, voor de Raad als een instelling die ‘profetisch’ wil spreken, een lastig dilemma voor: als de Raad te vroeg op actuele gebeurtenissen reageert, loopt hij de kans dat hij mistast, maar als hij te laat reageert, mist zijn reactie elk effect en speelt hij geen rol in het publieke debat:

“Ds. Van der Kamp: Op sommige dossiers, zoals dit (auteurs: islam, dialoog, integratie), denk ik, moet je voor de muziek uitlopen vanuit je profetische verantwoordelijkheid. En het is voor een bestuurlijke organisatie wel heel erg de nek uitsteken. Die zijn geneigd om dat later te doen. En ik snap dat ook wel, want je kunt ook gewoon onder het alibi van profetisch spreken miskleunen. Dan is het alleen maar een lachertje.

Interviewer: Dat is een risico. Maar u vindt het dus ook duidelijk een taak van de Raad van Kerken om een duidelijke stem te laten horen in dit soort kwesties?

Ds. Van der Kamp: Ik vind dat de timing van belang is voor dit, eigenlijk in alle zaken. Dat je dus iedere keer een afweging moet maken van: wat is het goede moment om met iets naar buiten te komen? Kijk, net als met de Tweede Wereldoorlog: in 1946 is het niet zo moeilijk meer om verzetsheld te zijn.” (Interview ds. Van der Kamp)

Interne invloeden 

De opstelling van de Raad van Kerken ten opzichte van integratie, islamkritische uitingen en de dialoog met moslims is niet onomstreden. In een gezamenlijke vergadering van de Raad van Kerken en SKIN over het integratierapport Op elkaar aangelegd (RvK & SKIN 2006) kwamen visieverschillen naar voren.

“Er bleken grote verschillen van inzicht te zijn, niet alleen tussen autochtone kerken en migrantenkerken, maar dwars door de kerken heen. Zo werd soms heel verschillend gedacht over de relatie tussen christenen en moslims. De kerken bleken de integratieproblematiek in eigen huis te hebben!” (RvK & SKIN, 2006a)

Ook de jaarlijkse Ramadan-groet roept veel reacties op. Zo kwamen op de Ramadan-groet 2009 op de website van de Raad van Kerken 47 reacties binnen. Een kleine selectie:
“Christenen sturen een groet aan de antichrist!!!???
Wat christenen? Een groet bij de islamitische vasten? Zij aanbidden een maangod!
In de Koran staat dat ze niet met joden en christenen moeten omgaan! Ze verwerpen [het] christelijk geloof! Hoe kan je begrip opbrengen voor die mensen? Laat staan ze een goede vastenmaand toewensen. In de vasten eten ze zich vol als het donker is.
De mensen die deze Ramadangroet hebben geschreven zijn slijmballen; het zijn naïeve mensen die het gevaar niet willen zien.’ (RvK,13 juli 2009)

De Raad van Kerken wil de kritiek serieus nemen, maar zich tegelijkertijd niet laten verlammen door deze kritiek en profetisch blijven spreken.

Externe invloeden 

In de aanloop naar en rondom Fitna is er intensief contact geweest tussen vertegenwoordigers van de overheid, kerken en moslimorganisaties. Dit contact had vooral tot doel om te komen tot afstemming van voorgenomen plannen. Van wederzijdse inmenging in elkaars activiteiten was geen sprake.

In de aanloop naar het uitkomen van Fitna heeft ds. Bas Plaisier, de toenmalige scriba van de PKN en vertegenwoordiger van de PKN in de Raad van Kerken, een bezoek gebracht aan de Indonesische Gemeenschap der Kerken die de PKN-leiding heeft gestimuleerd zich in te zetten voor het afgelasten van de verschijning van Fitna en de matiging van de reacties op Fitna (zie Hoofdstuk 4.3, Protestantse Kerk in Nederland). De connectie met Indonesische kerkelijke organen wordt ook genoemd in een bericht van de Raad van Kerken:

“Vanuit Indonesië is met instemming gereageerd op de verklaring van saamhorigheid die moslims, joden en christenen vorige week in Nederland naar buiten hebben gebracht. Siti Musdah Mulia, voorzitter van de ICRP (de Indonesische branche van de World Conference of Religions for Peace) toonde zich enthousiast.” (RvK, januari 2009).

Samenvatting en verbanden 

De leiding van de Raad van Kerken is zich na de moord op Theo van Gogh en de ongeregeldheden die daarop volgden actiever gaan opstellen op het terrein van samenwerking en gesprek met islamitische instellingen. Na de aanslagen in Londen op 7 juli 2005heeft hij samen met het CMO en het CJO daarover een verklaring afgegeven en in datzelfde jaar mede het initiatief genomen tot het inter-levensbeschouwelijke verband In Vrijheid Verbonden. Wat betreft de vijf uitingen heeft de Raad publiekelijk alleen op Fitna gereageerd. Hij heeft die film als “eenzijdig en provocerend” afgewezen en de contacten met moslimorganisaties versterkt, wat onder meer uitmondde in het ontstaan van een informele groep die een reis naar Caïro heeft georganiseerd. Na de reis is deze groep blijven bestaan en hebben ook joodse organisaties zich bij haar aangesloten. In die zogenaamde Caïro-groep wordt gedebatteerd over prangende maatschappelijke kwesties. De groep heeft daarover de laatste jaren ettelijke verklaringen afgegeven en tevens enkele media-aandacht trekkende interreligieuze maatschappelijke activiteiten ontplooid.

Volgens de Raad van Kerken dienen de verhoudingen in de huidige gepolariseerde samenleving vooral verbeterd te worden door samenwerking en dialoog. “Als er problemen zijn tussen groepen in de samenleving, dienen wij die via onderlinge dialoog en rechtvaardige regelgeving op te lossen.” (RvK, CMO, CGI,17 maart 2008) Aan de dialoog die hij zelf met islamitische instellingen voert, geeft hij ruchtbaarheid. Hij probeert de dialoog tussen kerk en moskee op plaatselijk niveau te stimuleren. De Raad is van oordeel dat er in de huidige samenleving volop ruimte moet zijn voor godsdienstkritiek, inclusief islamkritiek. De toon die daarbij aangeslagen wordt, dient zo gekozen te worden dat die de dialoog niet in de weg staat of zelfs onmogelijk maakt.

De standpunten die de landelijke Raad inneemt over islam en islamkritiek worden gevoed vanuit teksten uit de internationale oecumenische beweging, waarin noties als ‘respect’, ‘verdraagzaamheid’ en ‘dialoog’ centraal staan. Hij is over die thema’s veelvuldig in gesprek met deskundigen en plaatselijke raden van kerken. De core business van de Raad is het bevorderen van het gesprek tussen verschillende christelijke kerken en het bevorderen van de dienst van kerken aan de samenleving. Zijn inzet voor de versterking van het interreligieuze en maatschappelijke gesprek met vertegenwoordigers van moslimorganisaties sluit hierop aan.

De leiding van de Raad van Kerken is zich ervan bewust dat christelijke kerken en moslimorganisaties gemeenschappelijke belangen hebben. Zo hebben beide belang bij godsdienstvrijheid, een verbod op ‘smadelijke godslastering’ en een duidelijke zichtbaarheid van religie in de publieke sfeer: “Ook de relaties met vertegenwoordigers en aanhangers van andere religies worden steeds belangrijker. Goede relaties tussen vertegenwoordigers van de verschillende religies in ons land zijn van groot belang in tijden waarin spanningen tussen bevolkingsgroepen al dan niet terecht gekoppeld worden aan religies. Maar ook vanwege de interreligieuze dialoog en het gezamenlijke belang van zichtbaarheid in de Nederlandse samenleving zijn goede relaties belangrijk.” (RvK 2007)

Foto’s: opnames van de dialoogwandeling in Amserdam-West