Pacifist
in oorlogstijd

Niets nieuws onder de zon. Telkens als er weer oorlog uitbrak – de eerste wereldoorlog, de tweede wereldoorlog, de oorlogen op de Balkan, de oorlog in Oekraïne – worden overtuigde pacifisten bestookt met vragen. Pacifisme werkt toch niet? Dat is toch idealistisch, om niet te zeggen naïef?

In oorlogstijd kunnen we ons toch geen pacifistisch perspectief permitteren. En er is toch ook nog zoiets als een ‘rechtvaardige oorlog’ waarbij gewapend geweld gebonden is aan beperkende criteria? Reactie op dat laatste: het concept van de rechtvaardige oorlog is achterhaald, want die criteria (bijvoorbeeld proportionaliteit en het onderscheid moeten maken tussen burgers en militairen) stammen uit een andere tijd en golden bij een andere technologie. De clusterbommen, landmijnen, autonome wapensystemen, eventueel zelfs massavernietigingswapens die in een ‘moderne’ oorlog ingezet worden kunnen zelfs geen onderscheid maken tussen burger- en militaire doelen. Zelfs als de aanvaller dat zou willen; zie de grootschalige vernietiging en de vele burgerslachtoffers in Oekraïne.

En telkens als de ‘nieuwe’ oorlog beëindigd was vroegen pacifisten zich op hun beurt af: hebben we nu eindelijk geleerd dat oorlog niet de weg is naar duurzame vrede? Maken we nu eindelijk werk van ‘Nie Wieder’?

De geweldloze weg

Het gaat ons Quakers dus niet zozeer om pacifisme als (politieke) ideologie, maar om een diepe geloofsovertuiging, om christen-pacifisme. Dat uit zich onder meer door te weigeren de wapens op te nemen, het recht om te weigeren andere mensen te doden en het recht op gewetensbezwaren tegen de vervulling van de militaire dienst.

Dat is in Nederland – en veel andere Europese landen – inmiddels bij wet geregeld. Dat was vroeger wel anders en vormde een groot risico: uitsluiting van functies bij de overheid, gevangenisstraf of erger. Echter: let wel dat is in vele landen ter wereld voor onze geloofsgenoten (leden van de zogeheten Vredeskerken: Doopsgezinden, Quakers en Brethren) nog steeds het geval en toch doen ook zij het op grond van hun diepe overtuiging dat wij de geweldloze weg van Jezus dienen te volgen.

Ook nu zijn er zelfs in Wit-Rusland, Rusland en Oekraïne kleine aantallen mensen die gewetensbezwaren aan (willen) tekenen tegen militaire dienst. Nog onlangs wees de wereldwijde vredesbeweging International Fellowship of Reconciliation (IFOR), opgericht door onder meer de Quaker Kees Boeke, er bij de recente vergadering van de Mensenrechten Raad van de VN in Geneve (30 Maart j.l.) op aan dat de vrijheid van geweten een fundamenteel mensenrecht is dat niet opgeschort kan worden en dus blijft bestaan – ook in situaties van gewapend conflict/oorlog. Dit met het oog op het feit dat Oekraïne de ‘staat van beleg’ heeft afgekondigd en alle jonge mannen dwingt deel te nemen aan de gewapende strijd, ook de kleine groep pacifisten! Er is dus een kleine, moedige minderheid die zelfs daar die overtuiging uitdraagt. IFOR signaleerde dat dit een aantasting vormt van het recht op gewetensbezwaren, een recht dat ook in een oorlogssituatie gegarandeerd dient te worden.

Bovendien stelde IFOR bij die zitting in Geneve: ‘Oorlog zou moeten worden uitgebannen omdat het nooit een oplossing biedt om conflicten werkelijk op te lossen.’

Lessen

Dat brengt me naar de vraag of er lessen zijn te leren uit het verleden. En die zijn er wel degelijk. Allereerst heeft onderzoek aangetoond dat de inzet van geweldloze middelen bij politieke conflictsituaties vergelijkingsgewijs vaker leidt tot een duurzame oplossing dan een gewapende interventie. Bij 60% van die laatste oplossing laait het geweld naderhand opnieuw op: het schept een geweldspiraal.

Zie bijvoorbeeld Chenoweth, E. en  Stephan, M.J. ‘Why civil resistance works. The strategic logic of nonviolent conflict resolution’, New York 2011. Of: Müller, B. en Büttner, C. ‘Optimisierungschancen von Peacekeeping, Peacemaking und Peacebuilding durch Gewaltfreie Interventionen‘, Wahlenau 1996.

Dan gaat het bijvoorbeeld om geweldloos verzet tegen een bezettingsmacht of een militaire staatsgreep, burgerlijke ongehoorzaamheid, om grootschalige non-coöperatie, om langdurige demonstraties, sabotage en dergelijke. Geweldloze weerbaarheid; pacifisme is immers geen passivisme!

In zekere zin heeft dit ook al plaats in Oekraïne: ook daar zal de burgerbevolking zich blijven verzetten tegen een door de invasietroepen opgedrongen ‘vreemde’ overheid. Russische troepen zullen er nooit in slagen effectief het bestuur van dat grote buurland over te nemen.

Ten tweede schieten we kennelijk bij of na iedere nieuwe oorlog in de reflex dat we weer meer moeten bewapenen in plaats van daadwerkelijk vanuit het principe ´nooit weer´ – Assemblee van de Wereldraad van Kerken na de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam 1948: ‘Oorlog is tegen de wil van God’ – om radicaal te ontwapenen. Telkens weer ontstaat een nieuw ´vijandsbeeld´, zoeken we een nieuwe vijand.

Treffend in dit verband is dat één van Nederlands leidende pacifisten, Krijn Strijd, in zijn boek ’52 vragen over oorlog en vrede’ (Amsterdam, 1965) op de vraag of pacifisten toch ook niet ‘meegeprofiteerd’ hebben van de bevrijding die door de geallieerden in 1945 met wapens werd bevochten onder meer volgende antwoorden geeft: ‘Wat hebben wij echter met die ‘vrijheid’ waarvoor gestreden en geleden is gedaan en wat doen we er nog mee? Wat te zeggen van de progressief voortschrijdende gewenning aan alle vernietigingsmiddelen (-wapens). Elders schrijft Strijd: ‘Wij hebben ook als pacifisten te zeer aan het lijden van ons volk mede deelgehad, dan dat wij ons (over de bevrijding) niet zouden hebben verheugd. Maar de dankbaarheid was vermengd met angst: hoe zou de zo verkregen vrijheid – laten we de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki niet vergeten – worden gebruikt?

Wat blijft er eigenlijk van die ‘vrijheid’ over wanneer blijkt dat wij die voor een groot deel gebruikt hebben voor het ‘aanvaarden’ van die internationale ‘tegenstander’ die de westelijke situatie ons nu eenmaal opdrong – eerst was Duitsland ‘de grote vijand’, toen Rusland, en nu wordt het hoe langer hoe meer China’ – zo schreef Strijd al in 1965! Voorts schreef hij: ‘Of wij als christenpacifisten ‘meeprofiteren’ van de in de oorlog bevochten vrijheid? Ja – op deze manier: wij moeten, verlicht door het Licht dat Christus is, door de feiten proberen heen te zien. Dan zullen we ook voor het gevaar behoed worden aan de constatering van zondige feiten uit het verleden (bevrijding door gewapend geweld, K.N.) een normering voor ons internationale politieke handelen in het heden te ontlenen.’

Veiligheidsarchitectuur

Ook nu is het weer nodig om ‘door de feiten heen te zien’, om een grondige analyse te maken van de oorzaken van deze nieuwe oorlog in het hart van Europa. Zo wees ik er in mijn bijdrage op de website van de Raad van Kerken op 24 februari én in mijn artikel in het Nederlands Dagblad van 10 maart op dat ‘het westen’ destijds bij de hereniging van Duitsland de belofte deed de NAVO niet tot over de rivier de Oder naar het oosten, richting Rusland, uit te breiden. Dat er toen een kans was om tot een geheel andere veiligheidsarchitectuur in Europa te komen  – inclusief Rusland – naar het model van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. In plaats daarvan werd echter de NAVO steeds verder oostwaarts uitgebreid en Rusland voelde zich bedreigd. En als Rusland zich niet veilig voelt, zijn wij ook niet veilig.

In die bijdragen beschreef ik een aantal stappen om deze heilloze oorlog in Oekraïne te beëindigen. Diplomatieke internationale druk en sancties kunnen daarbij wel degelijk helpen.

Maar om opnieuw met Krijn Strijd te spreken: in het verleden gemaakte fouten mogen niet normatief voor ons toekomstige internationale politieke handelen worden, integendeel: herhaling daarvan moet voorkomen worden, willen we een volgende oorlog voorkomen!

Dus is het alsnog van wezenlijk belang – zodra de oorlog in Oekraïne beëindigd is om binnen de NAVO gesprekken te starten over een moratorium op verdere uitbreiding van het bondgenootschap, daarmee de gevoelens van onveiligheid van Rusland ernstig nemend.

Als NAVO (alsnog) te kiezen voor de ‘Scandinavisering’ van Oost- en Midden Europa: noch NAVO-troepen, noch Amerikaanse kernwapens in Oost- en Midden Europa (noch Russische troepen, noch Russische kernwapens!).

Let wel: dit is geen ‘Finlandisering’, maar het Noorse model: omdat NAVO-lid Noorwegen één van de weinige landen met een lange landsgrens met Rusland was/is heeft het altijd geweigerd om NAVO-troepen en/of kernwapens op Noors grondgebied toe te staan om Rusland niet te provoceren.

Op basis van bovenstaande ‘vertrouwenwekkende’ maatregelen Rusland vragen zich terug te trekken uit delen van andere VN- lidstaten, zoals daar zijn delen van Georgië, Moldavië én Oekraïne. Daarbij is van groot belang dat de Verenigde Naties de eis op tafel leggen dat er in die (veroverde) gebieden een referendum onder de bevolking wordt gehouden onder toezicht van de VN of zij bij hun respectieve soevereine staten willen horen, dan wel zich bij Rusland willen voegen. Dat laatste lijkt me – gelet op deze oorlog – bepaald niet waarschijnlijk.

Daarnaast is het nodig dat de EU een ‘Marshallplan’ voor de wederopbouw van Oekraïne gaat initiëren en financieren.

Bovendien is het dringend nodig brede ontwapeningsbesprekingen onder auspiciën van de VN te heropenen – zeker gelet op het recente feit dat Rusland dreigde kernwapens in te zetten. Die besprekingen zouden dus niet alleen gericht moeten zijn op de-escalering van dit gewapende conflict in het bijzonder, maar uiteindelijk op demilitarisering van Europa in den brede.

Bovenstaand pakket aan maatregelen zou alsnog kunnen uitmonden in een andere Europa-brede veiligheidsarchitectuur (inclusief Rusland) in nauwe samenwerking met de OVSE en de Raad van Europa. Een gemeenschappelijk breed veiligheidsbeleid op basis van de Slotakte van Helsinki. Vandaag stelt ook de columnist Stevo Akkerman, in Trouw, dat een dergelijk ‘gezamenlijk veiligheidssysteem over de grenzen van de Koude Oorlog heen herkansing verdient’ (Trouw 11 april, blz. 2). Dat zou tevens de nodige beleidsruimte scheppen om intensieve internationale samenwerking te bevorderen om gezamenlijk de grote uitdagingen van onze eeuw, m.n. de klimaatverandering en het rechtvaardig delen van de schaarser wordende (zeldzame) grondstoffen die nodig zijn om de energietransitie aan te pakken. 

Echter ook nu is de reflex van de NAVO-lidstaten een geheel andere. De reflex is: fors meer bewapenen en het budget voor defensie sterk verhogen. Dat terwijl het militaire budget van alle Europese leden van de NAVO samen nu al ruim tien keer hoger was dan dat van Rusland!

Van militair naar civiel vredes- en veiligheidsbeleid

Zouden we echter niet – zie hierboven – juist een andere richting moeten inslaan, een ander toekomstperspectief moeten ontwikkelen? De Protestantse Kerk in Baden – Duitsland deed dit in het spoor van de dialoog binnen de Wereldraad van Kerken over de noodzaak te werken aan ‘rechtvaardige vrede’. Dit werd een scenariostudie – ‘Sicherheit Neu Denken’ – hoe we in de komende jaren stapsgewijs van een militair naar een civiel vredes- en veiligheidsbeleid kunnen omschakelen in 2040. Dit toekomstperspectief wordt voor Nederland ook aangepast en uitgewerkt door de Werkgroep Inclusieve Veiligheid  – opgericht door de Quakers en gesteund door verschillende vredesbewegingen, waaronder Kerk en Vrede en het Interkerkelijk Vredesberaad. Overigens wordt dit ook in onder meer het Verenigd Koninkrijk – waar het Rethinking Security heet – en in Frankrijk en zelfs Polen opgepakt. Zie www.samenveilig.earth voor Nederland, www.sicherheitneudenken.de voor Duitsland en www.rethinkingsecurity.org.uk voor het Verenigd Koninkrijk.

Een hoopvol alternatief, een hoopgevend perspectief, waaraan we als vredesbeweging de komende periode willen werken. Want ik blijf met de IFOR geloven dat we oorlog uiteindelijk kunnen uitbannen. Want oorlog is niet de oplossing, maar het probleem. Ik blijf met mijn Quaker Vriend Paul Oestreicher geloven dat ‘een andere wereld mogelijk is – één waarin oorlog afgeschaft wordt net als slavernij’ (International Ecumenical Peace Convocation, Wereldraad van Kerken, Kingston – 2011). Dus er is werk aan de winkel ‘in blessuretijd’: werk maken van een hoopvol alternatief perspectief.

Kees Nieuwerth