Achtergrondverhalen

Kerk in Actie heeft een uitgave verzorgd onder de titel ‘Als ik de brug van Kampen zie, dan denk ik: Ik ben thuis’. Het gaat om verhalen van vluchtelingen die hier in eerste instantie niet mochten blijven, maar die door tussenkomst van kerken of kerkelijke organisaties een bestaan hebben kunnen opbouwen in Nederland. Geïnteresseerden kunnen vrij putten uit het materiaal dat hieronder is weergeven. Het is een deel van de artikelen in de uitgave, die ook schriftelijk is uitgegeven. Mensen die meer teksten willen, of een versie op schrift, kunnen zich melden bij de Dienstenorganisatie van de PKN. 

Voorwoord

In 2010, bij het lezen van het Regeerakkoord van het huidige Kabinet-Rutte, was een van de dingen die mij als verantwoordelijke binnen Kerk in Actie opviel het voornemen tot strafbaarstelling van illegaal verblijf. En afgeleid daarvan ook de strafbaarstelling van hulp aan mensen die in ons land zijn, zonder dat ze hiervoor een vergunning hebben. Omdat in onze ogen geen mens ooit illegaal kan zijn, gebruiken wij de term ongedocumenteerden.

Ik moest direct denken aan al die mensen voor wie kerken zich hebben ingezet. Heel vaak met succes, omdat er fouten in de procedures werden gemaakt, omdat er niet goed naar de zaak was gekeken of omdat er geen mogelijkheid tot terugkeer was. Ook moest ik denken aan de mensen die door hulp van kerken hier (terecht) mochten blijven. Zullen dergelijke reddingsoperaties door kerken in de toekomst onmogelijk worden? Dat kan toch niet, dat mag toch niet. Dat past niet bij waar we als kerken voor staan. Dat was en is de indruk van Kerk in Actie. Daarom zijn we direct een actie tegen deze strafbaarstelling begonnen.

Maar ook in 2010 al hebben we op onze agenda gezet dat we enkele van deze verhalen in beeld willen brengen. Om te laten zien hoe terecht deze hulp van kerken meestal is en om te laten zien wat voor prachtige mensen we daarmee in ons land verwelkomen. Hoeveel kracht en positiviteit deze uiteindelijk toegelaten vreemdelingen meenemen.

Gelukkig vonden we toegelaten vluchtelingen bereid om mee te werken. Niet ieder die we hiervoor benaderd hebben wilde meewerken. Vooral artsen en mensen die in de top van het bedrijfsleven werken, waren huiverig. Als ze dat zouden doen, zou er immers een privéfacet van hun leven zichtbaar worden, terwijl ze in het dagelijks leven een autoriteit zijn.

We begrijpen dat dit niet altijd wenselijk is. Daarom en om zoveel meer zijn we dank verschuldigd aan de mensen die wel meewerkten. Zij lieten ons toe in hun privéleven.

Het bleek dat mensen zich hier thuis voelen, en dit ook verwoorden. Zoals Mina, die net als veel inwoners van Kampen zegt: als ik de brug van Kampen zie, dan denk ik: ik ben thuis.

Uiteindelijk hopen we dat deze verhalen onze lobby tegen de strafbaarstelling van illegaliteit ondersteunen. Maar strafbaarstelling of niet: we hopen dat de verhalen u hoe dan ook mogen raken, u helpen om positief in dit leven te staan, op zoek naar het licht en verbonden met mensen die bij ons horen. Het zijn immers onze vluchtelingen die we bijstaan, omdat ze net al wij geschapen zijn naar Gods beeld.

Geesje Werkman
Projectmanager Kerk in Actie en lid van de projectgroep Vluchtelingen van de Raad van Kerken

Voorwoord

Inleiding

Bij het vaststellen wat er in dit boekje zou moeten komen, besloten we dat het korte verhalen moesten worden, waarbij we zouden focussen op de kracht van mensen. Uiteraard moesten het verhalen zijn over mensen die hier in eerste instantie niet mochten blijven, maar die door tussenkomst van kerken of kerkelijke organisaties toch een verblijfsvergunning kregen.

Verplaatsingen

Na drie interviews viel me op dat de geïnterviewden echt van de ene plaats naar de andere werden verhuisd, een voortdurende wisseling van locatie. Hoe onzeker moet zo’n leven zijn. Van de ene plek naar de andere, zonder houvast, zelfs niet aan een gelijkblijvende omgeving.

Zelfs, zoals in het geval van Sally, onschuldig in de gevangenis. Dit kan niet goed zijn voor mensen en al helemaal niet voor mensen die zoveel hebben meegemaakt. Voor de kinderen die steeds weer vriendjes en school moeten verlaten, is het zeker niet goed. Uiteindelijk komen hun schoolprestaties onder druk te staan en het kan heel lang duren voordat ze die achterstanden weer hebben ingehaald. Als je als Afghaans meisje van 10 jaar nog nooit naar school bent geweest, speelt deze achterstand uiteindelijk een grote rol bij verdere studie en gaat de buitenwereld (onterecht) aan je intellectuele capaciteiten twijfelen. Wat kost dat verplaatsen van mensen eigenlijk? Het levert veel administratief gedoe op voor allerlei overheidsdiensten. Hoeveel euro’s worden hieraan besteed? Administratieve rompslomp moet immers worden betaald in arbeidsuren. Door minder mensen te verplaatsen kan een humanere situatie worden gecreëerd, die ook nog eens een bezuiniging is. Hoeveel gevoel is er in een organisatie als men besluit om de Rooms-Katholieke François, wiens gehele familie in Rwanda tijdens de genocide vermoord is, op kerstavond naar een ander asielzoekerscentrum

te brengen? De kerstdagen alleen, op een vreemde plek, te midden van hen die je niet kent. Uit het de verhalen merk je echter dat God met hen meereisde.

Leed

Omdat de verhalen kort zijn en gericht op kracht en de weg naar een verblijfsvergunning, wordt niet echt recht gedaan aan het onbeschrijfelijke leed dat mensen meemaakten in hun leven. Soms staat dit slechts beschreven in twee of drie zinnen. Hoessein die in een bijzin zegt: “toen vertelde ik dat mijn vrouw dood was, een gunshot”. François, wiens hele familie is vermoord. Natalija die echt in geen enkel land welkom is. Sally die een kindje heeft dat vreselijk ziek is, zwaar gehandicapt, een jongetje dat steeds weer te maken heeft met spontane botbreuken, naar het ziekenhuis moet en vaak heel veel pijn lijdt. De verhalen doen geen recht aan dit leed. Vaak ging ik na het interview naar huis met een stil gevoel in mij, omdat de verhalen van deze mensen groter zijn dan mijn ziel aan kan. Het gevaar bestaat dat je er als

lezer gemakkelijk over heen leest, waardoor je er tijdens het lezen te weinig recht aan doet. Hier wil ik dit daarom nog eens extra benoemen.

Kracht

De kracht en de positieve manier waarop de mensen die ik interviewde in het leven staan, blazen me zowat omver. Natalija, die nergens mag zijn, jubelt me toe: “Ik ben geslaagd”. In de ellendige periode dat ze hier niet mocht zijn, maar ook geen enkel ander land haar toeliet, studeerde ze Nederlands en voltooide haar hbo-opleiding, met hulp van de Stichting voor vluchtelingstudenten UAF. En wat te denken van François, die vrijwilliger is bij het kerkkoor en het ROC, terwijl hij in de noodopvang woont en geen erkenning krijgt als vluchteling. Hij weet dat hij zijn familie in dit leven niet weer ziet. Ze zijn immers vermoord, allemaal. Ook hij studeert. Zodra hij zijn verblijfsvergunning krijgt, gaat hij werken, heeft hij een baan. Net zoals hij het leed laat zien over de genocide, straalt de vreugde over zijn baan van hem af. Sally, als heel jonge vrouw, in een totaal onbekende omgeving, na zeven maanden in de gevangenis, kan zich op God beroepen als ze nee zegt tegen een arts die haar adviseert te tekenen voor euthanasie van haar pasgeboren baby. Mina, de dochter van Maryam, haalt haar mbo-diploma en studeerde in de tijd dat zij en haar familie van hot naar her werden gesleept.

Ze blijkt haar vak zo goed te beheersen dat ze na haar stage in de Vijverhof een vaste baan krijgt. Hoessein ziet het leven zitten, wil werken aan zijn toekomst, terwijl zijn vrouw is omgekomen door een gunshot. Hij heeft afscheid genomen en haar nooit weer gezien. Als de verhalen door mij heen gaan, denk ik: God leeft, en Hij doet nog steeds wonderen. Hij toont zich namelijk in de kracht van deze mensen. We mogen dankbaar zijn dat we Hem kunnen zien in de verhalen van deze mensen. Nederland mag dankbaar zijn voor deze medeburgers.

Valse Hoop

Kerken wordt nogal eens verweten valse hoop te bieden aan uitgeprocedeerde asielzoekers. In dit boekje komt u argumenten tegen die dit bestrijden. Natalija mocht alleen in de noodopvang als ze meewerkte aan terugkeer. Pizan en ook Maryam zijn slechts aan het overleven. Beiden hadden geen idee van Dublin- of Schengen-verdragen, waardoor

elke weg binnen Europa wordt uitgesloten.

Voor Maryam is het duidelijk: God ging met haar mee. Ook haar Bijbel nam ze mee, waar ze ook ging. Ze werd er rustig van, bijvoorbeeld door het lezen van het Lucas-evangelie. Ze vroeg zich wel af: is dit wat God van mij wil? Dat deden Natalija en Sally ook. Voor zich zelf wisten ze dat ze hun besluiten voor God moeten verantwoorden. Zo gaat het als je individueel, als christen, grote besluiten neemt. Mooi is het, dat dit zonder ernaar te vragen, gewoon tijdens de interviews ter sprake komt, en dat ik dit herken. Het waren vooral de vrouwen die in het gesprek hun geloof naar voren brachten. Als je vanuit christelijk perspectief ethische vraagtekens bij beleid ergens in deze wereld naartoe te gaan. Dit geeft gevoelens van er niet mogen zijn, niet mogen bestaan. Ze waren aan het overleven, aan het zoeken naar een plek waar ze toch mogen zijn, met hun kinderen. Of, om het met Pizan te zeggen: “ik was aan het onderduiken met mijn gezin”. Daarom juist is de hulp aan deze mensen, om perspectief te zoeken in het leven, waar dit perspectief ook moge zijn, zo belangrijk. Hiermee stralen kerken uit dat mensen wel belangrijk zijn en er mogen zijn -een noodzakelijk tegengif. Mensen die dit afdoen met ‘valse hoop bieden’ hebben de diepte van het begrip ‘menselijke waardigheid’ niet begrepen. Ze doorgronden niet hoezeer deze waardigheid soms wordt aangetast tijdens de asielprocedure. Het is een wonder dat alle mensen uit dit boekje positief in het leven staan en werken aan een zinvol bestaan.

Inleiding

Natalija gaat het maken in het land waar ze zich thuis voelt!

Juichend komt ze binnen: “ik ben geslaagd voor mijn hbo Maatschappelijk werk en heb een 7 voor mijn scriptie”. “We zijn straks collega’s!” Natalija Vaivodina kwam op 22 april 2001 in Nederland. Die datum noemt ze zonder aarzelen: “dat vergeet je nooit. Het betekent het begin van een nieuw leven, een onzeker nieuw begin. Je vraagt je na vertrek uit je land van herkomst wel eens af of je goed naar God hebt geluisterd. Ben je niet eigenwijs geweest? Dat is een moeilijk proces. Ik houd ontzettend veel van Nederland. Hier kreeg ik kansen, maar ik moest ze wel grijpen. Dat heb ik gedaan en nu krijg ik mijn hbo-diploma.”

Ze gaat verder, ik hoef nauwelijks iets te vragen: “Ik ben hier veranderd, assertiever geworden. In ons land hebben mannen en vrouwen verschillende rollen. Als vrouw kreeg ik er minder kansen. Hier voel ik me gelijkwaardig en kan ik mezelf ontplooien. Nederland is niet mijn vaderland, maar ik voel me hier thuis. Dat was eigenlijk al zo in de noodopvang, waar ik in een kleine kamer verbleef, met 2 euro per dag om van te leven.“

Natalija is geboren in Azerbeidzjan en behoort tot de Mollokanen, een christelijke gemeenschap die van oorsprong uit Rusland komt. Ze verhuisde met haar man van de Russische Federatie naar Oekraïne. Ze voelt zich een geboren Sovjetburger, zegt ze. Ze verliet de Oekraïne vanwege een onveilige situatie en kwam terecht in Eindhoven. Zes maanden later vertrok ze naar Sittard, Geleen, en daarna naar Winschoten. Daar bleef ze vier maanden, tussendoor verbleef ze in Appingedam, om vervolgens, na nog eens vier maanden, weer terug te keren in Winschoten. Na hier anderhalf jaar te hebben verbleven, was ze uitgeprocedeerd en werd ze op straat gezet. Haar bezittingen in een koffer.

Stichting Inlia  

Via Nederlandse vrienden kwam ze in 2004 bij de Stichting Inlia in Groningen, waar ze om hulp vroeg. Hulp kon ze krijgen, maar onder voorwaarde dat ze zou meewerken aan terugkeer. Ze stemde hiermee in, al was dit niet wat ze wilde. Samen met een medewerker van Stichting Inlia bezocht ze de ambassade van Azerbeidzjan. De consul van de Brusselse ambassade kwam speciaal naar Rotterdam, omdat Natalija niet buiten Nederland mocht reizen.

Na een jaar kwam het bericht van het consulaat dat ze geen reispapieren zou krijgen. Ze probeerde vervolgens uitreisdocumenten te krijgen via de vertegenwoordiging van de Russische Federatie. Het duurde opnieuw een jaar voordat het bericht kwam dat ook Rusland haar niet zou toelaten. Hetzelfde probeerde ze nog eens bij de vertegenwoordiging van de Oekraïne, en weer verstreek er een jaar voordat er een negatief tegenbericht kwam.

Jaren onderweg zonder reispapieren en nergens welkom.Opnieuw ging ze naar de Nederlandse Immigratie en Naturalisatiedienst, die haar vroeg om het hele proces opnieuw te doorlopen, langs alle ambassades, want ze waren de

verslagen kwijt. De moed zonk Natalija in de schoenen. Ze werd ook boos en liet dit merken. Doordat ze het oneens was met de Dienst Terugkeer en Vertrek kwam haar zaak met spoed voor bij de rechtbank. Haar advocate was goed thuis in het dossier, waarin werd gevraagd om een verblijfsvergunning ‘vanwege buiten schuld’, omdat ze door de opstelling van de landen waar ze een binding mee had, niet kon terugkeren.

Maatschappelijk werk

De uitkomst van deze rechtszaak was dat ze op 8 april 2010 een verblijfsvergunning ontving. De Immigratie en Naturalisatiedienst ging niet in beroep tegen deze uitspraak, zodat Natalija en haar partner op 6 september 2010 bericht kregen dat ze in Nederland mogen blijven. In de tussentijd had ze met hulp van de Stichting voor vluchtelingstudenten UAF gestudeerd. Door haar enorme inzet heeft ze binnen een jaar na ontvangst van de verblijfsvergunning haar diploma Maatschappelijk werk op zak en kan ze een baan zoeken. Ze spreekt goed Nederlands, ze gaat ervoor. En ze straalt, want, zegt ze: “ik ga het maken, hier in het land waar ik me thuis voel”.

Natalija Sally uit Kameroen: “God heeft me dit kind gegeven”

 

Sally werd op 9 maart 1983 in Kameroen geboren en arriveerde op 19 september 2003 in Nederland. op mijn vraag wanneer ze in Nederland aankwam, hoeft ze niet na te denken. Kennelijk staat deze datum in haar geheugen gegrift.

Sally vluchtte vanwege familieproblemen vanuit Kameroen naar Parijs, onderweg naar Engeland, waar een bekende van haar woonde. In Hoek van Holland werd ze aangehouden en vastgezet in een politiecel. Van daaruit ging ze naar de vreemdelingenbewaring in Kamp Zeist en vervolgens naar een gevangenis in Haarlem, waar ze vast zat met vrouwen die werden verdacht van criminele activiteiten, zoals drugshandel. Nog steeds is ze verontwaardigd als ze eraan terugdenkt dat ze tussen criminelen vast zat. Ze had immers niets misdaan.

Tweeling

Bij aankomst in Nederland wist Sally niet dat ze zwanger was, hoewel dat al vier weken het geval bleek te zijn. Tijdens haar gevangenschap in Haarlem hoorde ze dat het om een tweeling ging en dat een van de twee baby’s ziek was. Wat het kindje mankeerde, werd haar niet verteld. Na zeven maanden werd Sally overgebracht naar uitzetcentrum Zestienhoven, een gevangenis dicht bij het vliegveld. Ze kreeg weeën, een vroeggeboorte dreigde en ze moest naar het ziekenhuis, waar ze bedrust kreeg voorgeschreven. Sally was inmiddels ondervoed geraakt. De ziekenhuisartsen benaderden de Immigratie en Naturalisatiedienst, want Sally mocht in die omstandigheden in geen geval terug naar een gevangenis. De bevalling moest plaatsvinden in een academisch ziekenhuis. Hierop kreeg ze een plek in het asielzoekerscentrum te Wijchen, vlak bij Nijmegen, waar haar zoontjes in het Radboud Ziekenhuis werden geboren.

Een dag nadat de tweeling, twee jongetjes, werd geboren kreeg Sally, die toch al veel had meegemaakt, de schok van haar leven. Op die dag vroeg een arts haar of ze een verklaring wilde tekenen, omdat het ene jongetje nooit zou kunnen poepen of praten en blind zou zijn. “In feite werd me gevraagd mijn kind te doden”, zegt Sally. Ze was 21 jaar, verbleef in een vreemd land waar ze niemand kende en eigenlijk alleen gevangenissen van binnen had gezien. Toch antwoordde Sally de arts: “God heeft me dit kind gegeven, als Hij het weer terug wil, dan zal Hij het wel nemen. Dat is niet aan ons.”

Medische redenen

In het ziekenhuis kreeg ze bezoek van een vrijwilliger en daarna van de protestantse predikant uit Wijchen. De dominee bracht haar in contact met diaken Caroline. Zij startte een grote actie voor het gehandicapte zoontje van Sally: Casey moet blijven. Ook de synode van de Protestantse Kerk steunde deze actie en uiteindelijk mocht Sally met de tweeling, Casey en Shawn, in Nederland blijven, vanwege medische redenen.

Casey heeft leren lachen en praten en kan goed zien. Hij is vrolijk en pienter, maar hij is wel gehandicapt, ligt vaak in het ziekenhuis en heeft veelvuldig spontane botbreuken. Als hij in Kameroen zou zijn geboren, dan was hij zeker gestorven. Nu zijn de jongetjes 7 jaar en is er veel zorg nodig. De protestantse gemeente in Wijchen en diaken Caroline

staan Sally steeds bij, want de zorg is meer dan je als alleenstaande moeder kunt bieden. Hierdoor kunnen de jongens bij Sally thuis blijven wonen. Om ervoor te zorgen dat ook gehandicapte kinderen in Kameroen zorg kunnen krijgen, hebben de diaconie, Sally en Casey de Casey Troy Foundation opgericht.

Omdat ze een vergunning op medische gronden heeft, mag Sally geen Nederlands leren en mag ze niet werken. Toch heeft ze met hulp van de kerk en de burgerlijke gemeente Nederlands geleerd en haar inburgeringstoets gehaald. Dit helpt haar om een goede moeder voor haar kinderen te zijn, om in  gesprek te gaan op school en met doktoren. Nu wil ze graag een opleiding volgen om gastouder te zijn in de kinderopvang. Voor zichzelf en voor haar kinderen heeft ze het Nederlands staatsburgerschap aangevraagd, want ze voelt zich hier thuis. Ze zegt: “God geeft altijd op de een of andere manier antwoord, zoals Hij antwoord geeft in het leven van Casey die slim en vrolijk is en kan zien”.

Sally Hoessein gelooft in de toekomst

Hoessein kwam op 20 april 2010 met een vliegtuig via dubai naar nederland. daarvoor hadden zijn ouders 7.000 amerikaanse dollars betaald. Voor dat geld kreeg hij ook een vals paspoort. Kort geleden kreeg hij een verblijfsvergunning, nadat hij door een taalanalyse, betaald door

Kerk in actie, kon bewijzen dat hij echt uit Mogadishu (somalië) kwam. in eerste instantie werd dit door de immigratie en naturalisatiedienst (ind) bestreden.

 

Hoessein Mohammed Hoessein werd op 5 oktober 1986 in Mogadishu geboren. Hij legt me uit dat zijn naam betekent dat hij Hoessein is: de zoon van Mohammed, zijn vader, die weer de zoon was van Hoessein. Als hij zelf een zoon zou krijgen, dan zal die zoon vermoedelijk weer Mohammed heten.

 

Hij behoort tot de Shansheya-stam in Somalië, een niet erg krachtige clan. Hoessein bracht zijn jeugd vooral door in de Verenigde Arabische Emiraten, waar zijn vader werkte. Ze woonden in Abu Dhabi. Totdat zijn vader in 2002 door een herseninfarct halfzijdig verlamd raakte en zijn werk niet meer kon doen. Doordat de verblijfsvergunning die ze in de Verenigde Arabische Emiraten hadden was gekoppeld aan dit werk, verviel deze, met als gevolg dat de familie er illegaal werd. Hoessein kon niet verder gaan met zijn studie, terwijl hij bijna zijn VWO-opleiding had afgemaakt. Na drie jaar ging de familie terug naar Mogadishu. Hoessein en zijn vrouw – hij was inmiddels getrouwd – bleven achter, in de illegaliteit. Totdat ze na twee jaar werden opgepakt en gedeporteerd naar Mogadishu. Hoesseins vrouw ging bij een oom in de omgeving van Mogadishu wonen. Dat was veiliger, want deze oom werkte voor de regering. Nee, kinderen hadden ze niet. Ze hadden een kind immers niets te bieden in de situatie waarin ze verkeerden.

Mogadishu

“Mensen in Somalië zijn arm”, legt Hoessein uit, “Er wordt geroofd en gemoord. Onze clan is niet erg machtig of sterk. Toen ik terug kwam uit Abu Dhabi dacht men dat ik over veel geld zou beschikken, want, zo was het idee: wie daar heeft gewoond en gewerkt brengt geld mee. Dat wij daar al jaren in de illegaliteit verkeerden en echt niets hadden, kwam niet bij de mensen op. Dat geloofden ze niet. Toen ik aankwam, begonnen de roofovervallen op mijn familie en mij. Minstens twee keer per week werden wij in ons huis overvallen. Mijn oudste broer is ziek en mijn tweede broer werkte, ik ben de jongste zoon. Twee keer werd ik gekidnapt, een keer zelfs heel ernstig: ze dreigden me te vermoorden. Dit om ons onderdruk te zetten om geld te krijgen. Mijn ouders besloten dat het zo niet langer kon. We zouden ons huis verliezen, we zouden het leven erbij laten. Ik moest weg. Mijn vader had nog een stuk land. Dit werd verkocht, net als de sieraden van mijn moeder, en er werd geld geleend. Van dit geld kocht de familie mijn reis naar Nederland.

Op Schiphol werd Hoessein opgewacht door een contactpersoon die hem meenam naar een huis in Noord-Brabant. Vier dagen later meldde Hoessein zich in Ter Apel als asielzoeker. Hier vond na twaalf dagen het eerste gehoor plaats. Hij werd overgeplaatst naar het asielzoekerscentrum in Gennip, waar een tweede gehoor plaatsvond. Op 5 augustus 2010 kreeg hij op beide gehoren een negatieve beschikking, waarna hij op 16 augustus op straat werd gezet. Men geloofde niet dat hij uit Mogadishu kwam. Hij stelde voor een taaltest te doen, maar werd uitgelachen. Die moest hij dan zelf maar regelen, hoewel hij dit toch niet kon betalen. Wat moest hij nu? Hij kende niemand in Nederland. Hij ontmoette een Somalische jongen die arts was en die hem mee nam, om in het huis van zijn moeder te wonen. Ook klopte hij aan bij de diaconie van Amsterdam. Die kon hem geen opvang bieden, maar hij kreeg wel wekelijks geld om in zijn eerste levensbehoeften te kunnen voorzien.

 

Zijn zaak kwam voor bij de rechtbank, met een negatieve beschikking tot gevolg. Zijn advocaat zei: “Ik kan niets meer voor je doen”. Bij de diaconie in Amsterdam werden zijn papieren in zijn gezicht gegooid en werd hem te verstaan gegeven dat hij weg moest gaan. Hij zocht een nieuwe advocaat, en vond er een, maar die haakte af na het lezen van zijn dossier.

 

Inmiddels hoorde hij dat zijn vrouw en haar oom door geweerschoten, een gunshot, waren vermoord.

 

”Jammer”

 

Hij werd geplaatst in Ter Apel, weer op straat gezet, en nog een keer. Maar uiteindelijk kwam er een ommekeer. Hij kwam via Marianne Bathoorn terecht bij Stichting Inlia, waar medewerkers hem aanboden om een taalanalyse te laten doen. Kerk in Actie zou betalen. De taaltest viel positief uit, waardoor er in november 2010 een nieuwe aanvraag kon worden ingediend. Op 20 april 2011, precies een jaar na zijn komst, volgde het gehoor. Hij vertelde dat zijn vrouw was vermoord. “Jammer voor je”, antwoordde de ambtenaar. De volgende dag ontving hij zijn verblijfsvergunning. Nu heeft hij een woning, maar doordat hij tot nu toe geen geld van de gemeente krijgt, kan hij er nog niet wonen. Omdat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) hem al uit het centrum heeft uitgezet, woont hij zolang bij een neef. Maar hij kan straks studeren en zijn woning inrichten. Hij wil graag Bedrijfskunde studeren. Daar ligt zijn hart. De gemeente

Sevenum, waar hij gaat wonen, helpt. Hij heeft al het advies gekregen om naar de Stichting voor Vluchtelingstudenten UAF te gaan, want deze stichting helpt hoger opgeleide vluchtelingen om hun studie af te maken. Nu, een jaar later, ziet zijn toekomst er veel zonniger uit. Hij gaat Nederlands leren en in september gaat hij studeren. Hij gelooft in zijn toekomst.

 

Mina: “Als ik de brug van Kampen zie, dan denk ik: ik ben thuis.”

 

Maryam kwam met haar drie kinderen, twee dochters en een zoon, in 1997 vanuit Iran via Duitsland naar Nederland. in die tijd gold het Dublin-verdrag nog niet. Volgens dit verdrag mag een asielzoeker na een afwijzing niet asiel meer aanvragen in een ander land in de Europese Unie. Haar man bleef in Duitsland. Het is niet duidelijk waarom Maryam en haar man niet bij elkaar bleven, maar daar gaat het in haar verhaal niet om.

 

Tijdens haar eerste drie jaar in Nederland verbleef het gezin Christen achtereenvolgens in Zevenaar, Ter Apel, Den Haag, Gasselte en in Maryam is in Nederland christen geworden. Ze bezocht een keer Dronten, vlak bij Kampen. Na drie jaar waren ze uitgeprocedeerd en per maand de vluchtelingenhulp van de kerken en las het Evangelie werden uitgezet. Dit betekende dat ze met al hun bagage op straat van Lucas. werden gezet, vanuit het asielzoekerscentrum op de weg tussen Het gezin vertrok weer naar Duitsland. Vanuit Duitsland werden ze Dronten en Kampen. door de politie terug naar Nederland gebracht. Na twee maanden, waarin ze van vrienden naar vrienden trokken, kregen ze hulp van de kerk: onderdak en geld voor eerste levensbehoeften. Maar toen er weer een negatieve beslissing volgde, vertrok het gezin opnieuw naar Duitsland. Zoals Maryam zegt: “Ons verhaal is lang en mooi”. Opnieuw werd het gezin terug gebracht. Dit keer werden ze slecht behandeld door de Duitse politie. Terug in Nederland hield de advocaat Maryam voor dat ze, omdat ze nu christen was geworden, een nieuw asielverzoek kon indienen. Maryam moest hierover nadenken, want haar geloof was iets van haar zelf. Wilde ze dit gebruiken om iets gedaan te krijgen wat ze graag wilde: een verblijfsvergunning krijgen? Dit voelde haast als een bezoedeling van haar relatie met God.

 

Een hierop volgend gesprek met de Immigratie en Naturalisatiedienst pakte slecht uit, waarop een negatieve beslissing volgde. Ze vertrok weer naar Duitsland en werd voor de derde keer terug gebracht. Uiteindelijk werd ze opgevangen door een kerk in Haarlem, totdat kerkleden uit Kampen die haar al eerder hadden geholpen, haar en haar gezin in een woning in Kampen onderbrachten. Er liepen nog wel procedures. Ze was niet illegaal in Nederland, maar kreeg van de overheid geen onderdak en mocht ook niet werken. Maryam en haar kinderen moesten elke week stempelen, maar ze hadden tenminste tijdelijk een huis. Maar het huis werd verkocht en ze moesten eigenlijk weer, na elf jaar, naar een asielzoekerscentrum vertrekken. Door een grote lobbyactie van de kerk mochten ze blijven. Uiteindelijk volgde vorig jaar de verblijfsvergunning en hoefden ze niet meer op de vlucht.

 

Droom

 

Haar dochter Mina werkt nu als gediplomeerd verzorgende in woonzorgcentrum de Vijverhof. Al tijdens haar stage werd haar toegezegd dat ze mocht blijven, als ze een verblijfsvergunning zou krijgen. Haar zoon Amir volgt een opleiding als beveiliger. Mona, haar jongste dochter, volgt een secretariaatsopleiding aan het mbo, maar wil graag stewardess worden. Maryam zit zelf op taalles en volgt de inburgeringcursus.

 

Maryam heeft nog een droom. Ze wil graag banketbakker worden. Na dertien jaren van rondzwerven en afwachten zijn er nog dromen die worden verwezenlijkt. Ze hebben Nederlandse vrienden: kerkleden, buren en collega’s. Ze horen erbij. Maryam zegt: “Ik vertrouw op God. Altijd als we het moeilijk hadden, was God er en ook onze broeders en zusters van de kerk stonden om ons heen.”

 

“Ik ben opgegroeid in Kampen. Als ik de brug van Kampen zie, dan denk ik: ik ben thuis”, vult dochter Mina aan.